ECLI:NL:RBDHA:2024:1981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL24.3831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met LP-aanvraag Vietnam

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van een maatregel van bewaring opgelegd aan eiseres, een Vietnamese nationaliteit hebbende vrouw. De maatregel van bewaring was op 25 december 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 8 februari 2024.

Eiseres heeft aangevoerd dat de voortgangsrapportage van verweerder geen deugdelijk inzicht biedt in de status van haar LP-aanvraag en dat er onduidelijkheid bestaat over de wijze van gerappelleerd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Vietnam is en dat de LP-aanvraag op 29 december 2023 is verzonden naar de Nederlandse ambassade in Hanoi, die deze doorstuurt naar de Vietnamese autoriteiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de stelling van eiseres dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is bepaald dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3831

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 25 december 2023 aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiseres heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een schriftelijke reactie ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 8 februari 2024.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Vietnamese nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 januari 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [1] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep, 10 januari 2024, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiseres voert aan dat de voortgangsrapportage geen deugdelijk inzicht geeft in de status van de LP [2] -aanvraag en dat niet deugdelijk is gerappelleerd. Volgens eiseres heeft verweerder tijdens de behandeling van eiseres haar eerste beroep tegen de maatregel van bewaring op zitting verklaard dat een LP-aanvraag schriftelijk wordt verzonden naar Vietnam en dus niet naar de Vietnamese ambassade in Nederland. Het is onduidelijk of de LP-aanvraag in Vietnam is ontvangen. Indien verweerder heeft gerappelleerd bij de Vietnamese ambassade in Nederland, heeft hij niet deugdelijk gerappelleerd.
5. Verweerder heeft in zijn reactie van 8 februari 2024 op de beroepsgronden van eiseres uiteengezet wat de werkwijze is ten aanzien van LP-aanvragen voor Vietnam. De LP-aanvraag wordt digitaal en per post naar de Nederlandse ambassade in Hanoi verzonden. De contactpersoon van de Nederlandse ambassade zendt vervolgens de LP-aanvraag door naar de verantwoordelijke Vietnamese autoriteiten: het Vietnamese Ministry of Public Security (MPS). Reacties van MPS worden doorgestuurd door de Nederlandse ambassade in Hanoi naar de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V). DT&V onderhoudt geen directe contacten met de Vietnamese autoriteiten. Iedere drie weken worden rappels door DT&V per e-mail aan de Nederlandse ambassade in Hanoi verstuurd met het verzoek te rappelleren bij de Vietnamese autoriteiten en DT&V te informeren wanneer dat heeft plaatsgevonden.
6. De rechtbank volgt eiseres niet. Het is niet in geschil dat in zijn algemeenheid sprake is van zicht op uitzetting naar Vietnam. Verder heeft verweerder in zijn reactie toegelicht wat de werkwijze is ten aanzien van LP-aanvragen voor Vietnam. In dat verband heeft verweerder toegelicht dat de LP-aanvraag en de rappels niet zijn ingediend bij de Vietnamese ambassade in Nederland, maar bij de Nederlandse ambassade in Hanoi. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de LP-aanvraag is verzonden op 29 december 2023. Er is dus sprake van een kort tijdsverloop sinds indiening van de LP-aanvraag. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat de LP-aanvraag en de rappels van 2 januari 2024 en 26 januari 2024 door verweerder op onjuiste wijze zijn verzonden.
7. Ook overigens is niet gebleken dat het voortduren van de maatregel van bewaring
onrechtmatig is
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Laissez-passer.