ECLI:NL:RBDHA:2024:19792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
22/7680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag om eenmalige energietoeslag door het college van burgemeester en wethouders van Leiden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2024, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Leiden, wordt de afwijzing van de aanvraag om eenmalige energietoeslag beoordeeld. Eiseres had op 14 juni 2022 een aanvraag ingediend, die op 15 juli 2022 door het college werd afgewezen. Het college stelde dat eiseres niet tot de doelgroep van de energietoeslag behoorde, omdat zij als kamerbewoner niet als 'huishouden' werd beschouwd volgens de Beleidsregels eenmalige energietoeslag Leiden 2022. Eiseres voerde aan dat het categorisch uitsluiten van studenten in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en dat de afwijzing van haar aanvraag onterecht was.

De rechtbank oordeelde dat de motivering van het college ondeugdelijk was, omdat het uitsluiten van studenten in strijd was met het discriminatieverbod. Echter, de rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat zij met een aanzienlijke stijging van energielasten was geconfronteerd, wat een legitieme reden was voor de afwijzing van haar aanvraag. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om energietoeslag geldig bleef. Eiseres kreeg recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het college moesten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7680

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mw. mr. I.E. Mussche)
en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, het college

(gemachtigden: mr. K. Bergacker, mr. P. van der Ven en F.V. Silva de Jesus).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het college ook na heroverweging terecht de aanvraag van eiseres van 14 juni 2022 om toekenning van de eenmalige energietoeslag heeft afgewezen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de motivering van het besluit van het college ondeugdelijk is. Het categorisch uitsluiten van studenten in de Beleidsregels eenmalige energietoeslag Leiden 2022 is namelijk in strijd met het EVRM [1] en met artikel 1 van de Grondwet. Voor deze ongelijke behandeling bestaat geen legitieme rechtvaardigingsgrond. Tijdens de zitting heeft het college terecht aangevoerd dat eiseres bij een hernieuwde beoordeling toch geen aanspraak zou kunnen maken op de energietoeslag, omdat zij als kamerbewoner niet heeft aangetoond dat zij met een aanzienlijke stijging van energielasten is geconfronteerd. Een afwijzing op die grond is volgens de rechtbank niet in strijd met geschreven of ongeschreven rechtsregels. Daarom laat de rechtbank de afwijzing van de aanvraag toch in stand.

Feiten en procesverloop

Op 14 juni 2022 heeft eiseres de eenmalige energietoeslag 2022 aangevraagd.
Bij besluit van 15 juli 2022 heeft het college de aanvraag afgewezen. Bij besluit van 13 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft het college het op 18 augustus 2022 ontvangen bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft de gedingstukken ingediend en schriftelijk verweer gevoerd.
Het beroep is ter zitting behandeld op 9 oktober 2024. Eiseres is niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Beoordeling
1. In deze beroepszaak moet de rechtbank beoordelen of het college ook na heroverweging terecht de aanvraag van eiseres van 14 juni 2022 om toekenning van de eenmalige energietoeslag heeft afgewezen.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres niet behoort tot de doelgroep van de eenmalige energietoeslag omdat zij niet als een "huishouden" wordt beschouwd. In artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Beleidsregels eenmalige energietoeslag Leiden 2022 (de Beleidsregels) staat namelijk dat tot een huishouden niet wordt gerekend de persoon die op de peildatum 1 maart 2022 aanspraak maakt op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000. Hiermee is kort gezegd beoogd studenten die aanspraak maken op studiefinanciering van het recht op de eenmalige energietoeslag uit te sluiten.
3. Eiseres voert in beroep (samengevat) aan dat het categoriaal uitsluiten van studenten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Beleidsregels kan daarom volgens eiseres niet worden toegepast.
4. Deze beroepsgrond is terecht opgeworpen. De rechtbank is, in navolging van uitspraken van andere rechtbanken, van oordeel dat het beleid van de gemeente Leiden, op grond waarvan studenten categorisch worden uitgesloten van het recht op de energietoeslag, in strijd is met het discriminatieverbod. [2] Ook studenten kunnen zich wat betreft huisvestingssituatie en energiekosten in een soortgelijke penibele situatie bevinden als andere personen of gezinnen met een minimuminkomen. Hieruit volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Aan de bespreking van het standpunt van eiseres dat de gevolgen van het door het college gevoerde beleid in haar geval onevenredig zijn met de te dienen doelen, komt de rechtbank, nu het bestreden besluit al wordt vernietigd wegens strijd met het discriminatieverbod, niet meer toe.
5. Vervolgens rijst de vraag welke gevolgen deze vernietiging dient te hebben. De hoofdregel is dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. In dit geval is dat echter niet nodig. Het college heeft namelijk tijdens de zitting, mede onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 25 april 2024 [3] , te kennen gegeven dat een nieuwe beoordeling hoe dan ook niet zal leiden tot het alsnog inwilligen van de aanvraag om een energietoeslag, omdat eiseres als kamerbewoner niet heeft aangetoond dat zij met een aanzienlijke stijging van energielasten is geconfronteerd. Deze aanvullende weigeringsgrond kan in rechte stand houden. Hiertoe dienen de volgende overwegingen.
6. De regeling voor de eenmalige energietoeslag is uitdrukkelijk alleen bedoeld om inwoners te compenseren die daadwerkelijk worden getroffen door de verhoging van de energiekosten. Bij studenten is lastig vast te stellen in hoeverre zij daadwerkelijk met de gestegen energiekosten worden geconfronteerd, omdat de woon- en leefsituatie van studenten nogal varieert. Sommigen huren een kamer met een huurprijs inclusief energiekosten, anderen wonen nog bij hun ouders.
7. Uit de gedingstukken blijkt dat eiseres ten tijde van belang van de Stichting DUWO een studio huurde met eigen voordeur op het [adres] in [plaats] . De rechtbank is van oordeel dat het besluit van het college om eiseres geen energietoeslag toe te kennen niet in strijd komt met geschreven of ongeschreven rechtsregels. Eiseres heeft in haar aanvullende gronden van 25 september 2024 aangegeven dat zij ten tijde hier van belang een huurprijs betaalde inclusief energiekosten. Eiseres heeft ook aangegeven dat DUWO elk jaar op 1 juli de huur aanpast (verhoogt). In 2023 is DUWO van deze werkwijze afgeweken en is de huur vanwege de gestegen energieprijzen al op 1 januari 2023 verhoogd. Eiseres heeft echter niet aangetoond dat zij op de peildatum (1 maart 2022; zie artikel 1, aanhef en onder d, van de Beleidsregels) dan wel bij gelegenheid van de huurverhoging van 1 juli 2022 reeds is geconfronteerd met aanmerkelijk stijgende energiekosten. Daarmee viel zij niet onder de doelgroep van de energietoeslag, te weten huishoudens die met een grote stijging van de energiekosten te maken kregen. Het standpunt van eiseres dat toepassing van de Beleidsregels vanwege bijzondere omstandigheden in haar geval tot een onevenredige uitkomst leidt, volgt de rechtbank niet.
8. Eiseres heeft in aanvullende gronden betoogd dat het college haar aanvraag van de eenmalige energietoeslag ook had moeten opvatten als een aanvraag om individuele bijzondere bijstand op grond van het Addendum op de Beleidsregels bijzondere bijstand Leiden 2022. De rechtbank onderschrijft dat standpunt niet. Het door eiseres gebruikte aanvraagformulier ziet specifiek op de eenmalige energietoeslag. Dat is een regeling in het kader van de categoriale bijzondere bijstand, waarvoor kon worden volstaan met het verstrekken van de op het formulier gevraagde gegevens. Het college behoefde deze aanvraag niet tevens als een aanvraag om individuele bijzondere bijstand aan te merken. De verlening van individuele bijzondere bijstand vindt plaats in een ander kader en vergt een andere beoordeling dan categoriale bijzondere bijstand. Die beoordeling is toegespitst op het individuele geval.
9. De rechtbank komt tot de slotsom dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank voorziet echter zelf in de zaak omdat het college de aanvraag van eiseres om toekenning van de eenmalige energietoeslag met een gewijzigde motivering terecht kan afwijzen. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden daarom in stand gelaten. Dit betekent dat eiseres wat het recht op de eenmalige energietoeslag 2022 betreft, geen gelijk krijgt.
10. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt zij ook een vergoeding voor de proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 13 oktober 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- dient te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten ten bedrage van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden