ECLI:NL:RBDHA:2024:19791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
22/8092
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag voor eenmalige energietoeslag door het college van burgemeester en wethouders van Leiden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2024, in de zaak met nummer 22/8092, wordt de afwijzing van de aanvraag voor de eenmalige energietoeslag door het college van burgemeester en wethouders van Leiden beoordeeld. Eiser, een kamerbewoner, had op 5 juli 2022 een aanvraag ingediend voor deze toeslag, maar het college had deze aanvraag op 19 augustus 2022 afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de motivering van de afwijzing ondeugdelijk is, omdat het categorisch uitsluiten van studenten in de Beleidsregels eenmalige energietoeslag Leiden 2022 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod. Echter, de rechtbank komt tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvraag in stand kan blijven, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij met een aanzienlijke stijging van energielasten is geconfronteerd. Tijdens de zitting op 9 oktober 2024 was eiser niet aanwezig, maar het college werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

De rechtbank stelt vast dat de regeling voor de eenmalige energietoeslag bedoeld is voor inwoners die daadwerkelijk worden getroffen door de verhoging van de energiekosten. Eiser, die in een kamer woonde met meerdere personen ingeschreven op hetzelfde adres, heeft niet kunnen aantonen dat hij in 2022 te maken had met een significante stijging van de energiekosten. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat eiser niet tot de doelgroep van de energietoeslag behoort, omdat hij niet als een 'huishouden' wordt beschouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de energietoeslag. Het college moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden, omdat het beroep gegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8092

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, het college

(gemachtigden: mr. K. Bergacker, mr. P. van der Ven en F.V. Silva de Jesus).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het college ook na heroverweging terecht de aanvraag van eiser van 5 juli 2022 om toekenning van de eenmalige energietoeslag heeft afgewezen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de motivering van het besluit van het college ondeugdelijk is. Het categorisch uitsluiten van studenten in de Beleidsregels eenmalige energietoeslag Leiden 2022 is namelijk in strijd met het EVRM [1] en met artikel 1 van de Grondwet. Voor deze ongelijke behandeling bestaat geen legitieme rechtvaardigingsgrond. Tijdens de zitting heeft het college terecht aangevoerd dat eiser bij een hernieuwde beoordeling toch geen aanspraak zou kunnen maken op de energietoeslag, omdat hij als kamerbewoner niet heeft aangetoond dat hij met een aanzienlijke stijging van energielasten is geconfronteerd. Een afwijzing op die grond is volgens de rechtbank niet in strijd met geschreven of ongeschreven rechtsregels. Daarom laat de rechtbank de afwijzing van de aanvraag toch in stand.

Feiten en procesverloop

Op 5 juli 2022 heeft eiser de eenmalige energietoeslag 2022 aangevraagd.
Bij besluit van 19 augustus 2022 heeft het college de aanvraag afgewezen. Bij besluit van 2 november 2022 (bestreden besluit) heeft het college het op 4 september 2022 ontvangen bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft de gedingstukken ingediend en schriftelijk verweer gevoerd.
Het beroep is ter zitting behandeld op 9 oktober 2024. Eiser is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling

1. In deze beroepszaak moet de rechtbank beoordelen of het college ook na heroverweging terecht de aanvraag van eiser van 5 juli 2022 om toekenning van de eenmalige energietoeslag heeft afgewezen.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser niet behoort tot de doelgroep van de eenmalige energietoeslag omdat hij niet als een "huishouden" wordt beschouwd. In artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Beleidsregels eenmalige energietoeslag Leiden 2022 (de Beleidsregels) staat namelijk dat tot een huishouden niet wordt gerekend de persoon die op de peildatum 1 maart 2022 aanspraak maakt op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000. Hiermee is kort gezegd beoogd studenten die aanspraak maken op studiefinanciering van het recht op de eenmalige energietoeslag uit te sluiten.
3. Eiser voert in beroep (samengevat) aan dat het categoriaal uitsluiten van studenten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Beleidsregels kan daarom volgens eiser niet worden toegepast.
4. Deze beroepsgrond is terecht opgeworpen. De rechtbank is, in navolging van uitspraken van andere rechtbanken, van oordeel dat het beleid van de gemeente Leiden, op grond waarvan studenten categorisch worden uitgesloten van het recht op de energietoeslag, in strijd is met het discriminatieverbod. [2] Ook studenten kunnen zich wat betreft huisvestingssituatie en energiekosten in een soortgelijke penibele situatie bevinden als andere personen of gezinnen met een minimuminkomen. Hieruit volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
5. Vervolgens rijst de vraag welke gevolgen deze vernietiging dient te hebben. De hoofdregel is dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. In dit geval is dat echter niet nodig. Het college heeft namelijk tijdens de zitting, mede onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 25 april 2024 [3] , te kennen gegeven dat een nieuwe beoordeling hoe dan ook niet zal leiden tot het alsnog inwilligen van de aanvraag om een energietoeslag, omdat eiser als kamerbewoner niet heeft aangetoond dat hij met een aanzienlijke stijging van energielasten is geconfronteerd. Deze aanvullende weigeringsgrond kan in rechte stand houden. Hiertoe dienen de volgende overwegingen.
6. De regeling voor de eenmalige energietoeslag is uitdrukkelijk alleen bedoeld om inwoners te compenseren die daadwerkelijk worden getroffen door de verhoging van de energiekosten. Bij studenten is lastig vast te stellen in hoeverre zij daadwerkelijk met de gestegen energiekosten worden geconfronteerd, omdat de woon- en leefsituatie van studenten nogal varieert. Sommigen huren een kamer met een huurprijs inclusief energiekosten, anderen wonen nog bij hun ouders.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser ten tijde van belang een kamer huurde en dat op het adres van eiser meerdere (10) personen stonden ingeschreven. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van het college om eiser geen energietoeslag toe te kennen niet in strijd komt met geschreven of ongeschreven rechtsregels. Eiser heeft in zijn brief van 25 september 2024 aangegeven dat hij destijds een huurprijs betaalde inclusief de doorberekende kosten voor gas, water en licht. Eiser heeft in zijn brief ook aangegeven dat die huur per 1 januari 2023 vanwege de stijging van de kosten voor nutsvoorzieningen is verhoogd. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat in 2022 sprake is geweest van een huurverhoging die in belangrijke mate voortvloeide uit de stijging van energiekosten. Hieruit volgt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij als kamerbewoner ten tijde van zijn aanvraag in 2022 is geconfronteerd met een belangrijke stijging van de energiekosten.
8. Het college heeft eiser nog verwezen naar het tijdelijk Addendum op de Beleidsregels bijzondere bijstand Leiden 2022. Op grond van die regeling konden inwoners van 21 jaar of ouder met een inkomen tot 150 % van de bijstandsnorm (waaronder studenten) tot en met 31 december 2022 in aanmerking komen voor een vergoeding van de energiekosten. Eiser heeft gesteld dat deze regeling geen redelijk alternatief biedt, omdat bijzondere bijstand alleen in bijzondere omstandigheden wordt verleend. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter juist door toepassing van deze regeling rekening worden gehouden met de verschillende omstandigheden waarin studenten qua huisvesting en energiekosten verkeren.
9. Eiser heeft terecht aangevoerd dat het college hem ten onrechte in bezwaar niet heeft gehoord. De rechtbank verbindt hieraan evenwel geen consequenties, nu het beroep reeds om een andere reden gegrond is verklaard. Bovendien heeft eiser in de beroepsprocedure de gelegenheid gekregen om zijn standpunt toe te lichten.
10. De rechtbank komt tot de slotsom dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank voorziet echter zelf in de zaak omdat het college de aanvraag van eiser om toekenning van de eenmalige energietoeslag met een gewijzigde motivering terecht kan afwijzen. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden daarom in stand gelaten. Dit betekent dat eiser wat het recht op de eenmalige energietoeslag 2022 betreft, geen gelijk krijgt.
11. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Nu eiser geen gebruik heeft gemaakt van professionele rechtshulp en evenmin is gebleken van kosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 2 november 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- bepaalt dat het college het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden