ECLI:NL:RBDHA:2024:19633
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Overdrachtsbesluit en verantwoordelijkheidskwesties in asielprocedure onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser is overgegaan van Zwitserland naar Duitsland. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had op 10 november 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd buiten behandeling gesteld omdat hij op 27 november 2022 met onbekende bestemming was vertrokken. De minister van Asiel en Migratie heeft op 29 december 2022 een terugnameverzoek ingediend bij Zwitserland, waar eiser eerder asiel had aangevraagd. Dit verzoek werd op 5 januari 2023 geaccepteerd, maar de overdracht kon niet binnen de gestelde termijn plaatsvinden omdat eiser was verdwenen.
Eiser diende op 25 juli 2023 opnieuw een asielaanvraag in, maar deze werd door de minister niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de minister tijdig een claimverzoek bij Duitsland had ingediend. De rechtbank verduidelijkte dat de termijn voor het indienen van een terugnameverzoek pas begint te lopen wanneer de verzoekende lidstaat over de benodigde informatie beschikt.
Eiser voerde aan dat hij op grond van zijn medische situatie als bijzonder kwetsbaar moet worden beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende had onderbouwd dat zijn medische situatie hem bijzonder kwetsbaar maakt in de zin van het Tarakhel-arrest. De rechtbank concludeerde dat de minister niet verplicht was om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.