ECLI:NL:RBDHA:2024:8932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
NL24.20198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielverzoek onder de Dublinverordening met betrekking tot Zwitserland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Marokkaanse asielzoeker, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank behandelt de zaak op 4 juni 2024, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig is, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmelden. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd buiten behandeling gesteld omdat hij met onbekende bestemming was vertrokken. De staatssecretaris heeft een terugnameverzoek gedaan bij de Zwitserse autoriteiten, die dit verzoek hebben geaccepteerd. Eiser heeft later opnieuw asiel aangevraagd, maar de staatssecretaris stelt dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag op basis van de Dublinverordening.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan baseren, wat inhoudt dat hij mag aannemen dat Zwitserland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat hij bij overdracht aan Zwitserland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. De rechtbank wijst erop dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische voorzieningen in Zwitserland niet vergelijkbaar zijn met die in Nederland, en dat hij niet heeft aangetoond dat zijn medische situatie een belemmering vormt voor de overdracht.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet hoeft te behandelen en dat eiser kan worden overgedragen aan Zwitserland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20198

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Szirmai),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 7 mei 2024 (het bestreden besluit), waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
2. De rechtbank heeft het beroep, samen met zaaknummer NL24.20199, op 4 juni 2024 op zitting behandeld. Aan de zitting heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van de bestreden besluiten

3. Eiser heeft op 10 november 2022 voor de eerste keer in Nederland asiel aangevraagd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij besluit van 15 december 2022 buiten behandeling gesteld, omdat eiser op 27 november 2022 met onbekende bestemming is vertrokken.
4. De staatssecretaris heeft op 29 december 2022 een terugnameverzoek gedaan bij de Zwitserse autoriteiten, omdat uit Eurodac is gebleken dat eiser op 9 augustus 2022 in Zwitserland asiel heeft aangevraagd. Op 5 januari 2023 hebben de Zwitserse autoriteiten het terugnameverzoek geaccepteerd.
5. Op 23 april 2023 is eiser staande gehouden door politie van de eenheid Oost-Nederland en op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] in bewaring gesteld. Op 4 mei 2023 heeft de staatssecretaris een overdrachtsbesluit genomen.
6. Op 19 mei 2023 heeft de staatssecretaris de Zwitserse autoriteiten laten weten dat eiser niet binnen de overdrachtstermijn van zes maanden kan worden overgedragen, omdat hij is verdwenen, en dat de overdrachtstermijn daarom wordt verlengd tot achttien maanden.
7. Eiser heeft op 25 juli 2023 opnieuw asiel aangevraagd. Uit informatie van het COA is gebleken dat eiser op of omstreeks 31 augustus 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser heeft zich vervolgens op 14 april 2024 weer gemeld in Ter Apel.
8. De staatssecretaris heeft de aanvraag bij het bestreden besluit niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ten aanzien van Zwitserland kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft volgens de staatssecretaris niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Zwitserland een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest. [3]

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser aanvoert, de beroepsgronden.
10. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het besluit
11. Eiser voert aan dat hij in de zienswijze heeft verzocht om toezending van de loopbrief en bewijs dat eiser op of omstreeks 31 augustus 2023 met onbekende bestemming zou zijn vertrokken en zich op 14 april 2024 opnieuw heeft gemeld in Ter Apel. Volgens eiser heeft de staatssecretaris de in het bestreden besluit genoemde bijlagen niet toegezonden en evenmin in het digitale dossier van eiser geüpload. Daardoor kan eiser niet verifiëren of de staatssecretaris de geldende termijnen in acht heeft genomen.
12. De rechtbank stelt vast dat de bijlagen, waarnaar de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft verwezen, zich in het digitale dossier van de rechtbank bevinden. Ter zitting heeft de gemachtigde van de staatssecretaris desgevraagd verklaard dat de betreffende stukken als bijlage zijn meegezonden bij het bestreden besluit en dat het dossier ten tijde van het nemen van het bestreden besluit compleet was en tevens beschikbaar was voor de gemachtigde van eiser. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
13. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten aanzien van Zwitserland niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser is in Zwitserland slecht behandeld. Eiser stelt dat de opvanglocatie een soort kelder was en dat hij geen medische behandeling kreeg.
14. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris er in beginsel van mag uitgaan dat Zwitserland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Zwitserland dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Zwitserland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [4] of artikel 4 van het EU-Handvest. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest is pas sprake als die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser daarin niet is geslaagd. De enkele stelling van eiser dat de Zwitserse autoriteiten zich niet houden aan hun internationale verplichtingen is daartoe niet voldoende. Daarbij is van belang dat Zwitserland met het claimakkoord heeft gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. De Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn zijn ook van toepassing zijn op de asielprocedure in Zwitserland. Als eiser vindt dat Zwitserland zich niet houdt aan deze richtlijnen, ligt het op eisers weg om hierover te klagen bij de (hogere) Zwitserse autoriteiten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk is.
Medische omstandigheden
16. Eiser voert in de aanvullende beroepsgronden van 3 juni 2024 aan dat hij op grond van zijn medische situatie als bijzonder kwetsbaar moet worden beschouwd. Daarom moet de staatssecretaris zijn asielverzoek in behandeling nemen. Subsidiair vindt eiser dat de staatssecretaris aanvullende garanties aan Zwitserland moet vragen voor zorg- en opvangvoorzieningen. De staatssecretaris moet verder toetsen of eisers medische situatie aan de feitelijke overdracht in de weg staat. Ter onderbouwing legt eiser zijn medisch patiëntendossier, een aanvraag voor bloedonderzoek, een kaart met een afspraak bij het GZA en een epilepsie-pasje over.
17. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de overgelegde informatie blijkt dat eiser lijdt aan het syndroom van Wernicke-Korsakoff als gevolg van chronisch alcoholmisbruik. Eiser heeft dagelijks een wegraking van ongeveer vijf minuten. Eiser krijgt medicatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich ter zitting op het standpunt kunnen stellen dat niet gebleken is dat eiser bijzonder kwetsbaar is in de zin van het Tarakhel arrest. [5] Eiser heeft niet onderbouwd welke bijzondere behoeftes hij zou hebben op grond waarvan hij als bijzonder kwetsbaar aangemerkt moet te worden. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is het uitgangspunt dat in de verantwoordelijke lidstaat de medische voorzieningen vergelijkbaar zijn met die in andere lidstaten en dat deze ook ter beschikking staan aan Dublinclaimanten, zoals eiser. Eiser is er met het enkel overleggen van zijn patiëntendossier en de overige hierboven genoemde gegevens niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat dit uitgangspunt voor hem niet opgaat. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat er er door de overdracht sprake zal zijn van een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang in zijn medische situatie. De staatssecretaris heeft ter zitting bovendien gewezen op de mogelijkheid om op grond van artikel 32 van de Dublinverordening een uitwisseling van medische gegevens plaats te laten vinden tussen Nederland en Zwitserland. Als eiser daarvoor toestemming geeft, worden de autoriteiten van Zwitserland voor de overdracht over eventuele bijzondere medische behoeften van eiser geïnformeerd.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond
.Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De staatssecretaris hoeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen en mag eiser overdragen aan Zwitserland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
5.Arrest van het EHRM van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712