In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarbij hij werd verplicht een te veel ontvangen WIA-voorschot terug te betalen. Eiser had een aanvraag ingediend voor een voorschot op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv had in januari 2023 een voorschot van € 900,81 bruto per maand toegekend, maar in september 2023 werd vastgesteld dat eiser in de periode van februari tot en met juli 2023 een bedrag van € 4.454,63 te veel had ontvangen. Eiser stelde dat de terugvordering volledig aan het Uwv te wijten was, aangezien hij zijn inkomsten tijdig had doorgegeven en het Uwv hier geen rekening mee had gehouden bij de vaststelling van het voorschot.
De rechtbank heeft op 22 november 2024 uitspraak gedaan en oordeelde dat de terugvordering volledig moest worden afgeboekt. De rechtbank concludeerde dat eiser geen verwijt kon worden gemaakt voor de ontstane situatie, aangezien hij zijn inkomsten had gemeld en het Uwv een fout had gemaakt door deze niet in aanmerking te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk, maar het beroep tegen het gewijzigde besluit op bezwaar gegrond. Het primaire besluit werd herroepen en het door eiser terug te betalen bedrag werd vastgesteld op € 0,-. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.