In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend op 26 januari 2023. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep door eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die onder bepaalde voorwaarden kon worden verlengd, niet heeft nageleefd. Eiser heeft verweerder op 12 augustus 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, wat de rechtbank heeft geleid tot de conclusie dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 10 oktober 2024.