ECLI:NL:RBDHA:2024:19526
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en prematuur ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Oukil, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door N. Micolajczyk, omdat zij van mening is dat de minister niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft op 14 november 2024 de zitting gehouden, waarbij beide partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat sinds 27 januari 2023 het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht is, wat de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden heeft verlengd. Eiseres betwistte dat er een situatie was die een verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van 16 februari 2024, waarin was geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk had gemaakt dat de verlenging van de beslistermijn geldig was.
Aangezien de asielaanvraag van eiseres onder het toepassingsbereik van WBV 2023/3 valt, was de ingebrekestelling die op 11 september 2024 was ingediend te vroeg. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.