In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.M. Blaauw, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar aanvraag op 15 juni 2023 heeft ingediend en dat de minister uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen. De termijn is echter verlengd met negen maanden op basis van WBV 2023/3. Eiseres heeft de minister op 17 september 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, waardoor het beroep kennelijk gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 21 november 2024.