ECLI:NL:RBDHA:2024:19497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
23/8365
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen om bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet door de Rechtbank Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen om een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De rechtbank heeft op 28 november 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. E.M. Prins, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door mr. P. Siemerink. Eiser had zijn aanvragen ingediend op 10 juli 2023 en 2 augustus 2023, maar deze zijn door het college afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf heeft op het uitkeringsadres, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van bijstand. Eiser heeft tijdens een huisbezoek op 28 juli 2023 onvoldoende bewijs geleverd van zijn woon- en leefsituatie. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiser niet heeft voldaan aan de inlichtingen- en medewerkingsverplichting, wat heeft geleid tot de afwijzing van zijn aanvragen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8365

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.M. Prins),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. P. Siemerink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvragen van eiser om een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Het college heeft bij het primaire besluit I van 28 juli 2023 de aanvraag van eiser van 10 juli 2023 afgewezen.
1.2.
Bij het primaire besluit II van 22 augustus 2023 heeft het college de aanvraag van eiser van 2 augustus 2023 afgewezen.
1.3.
Met het bestreden besluit van 23 oktober 2023 op de bezwaren van eiser is het college bij de afwijzingen van de aanvraag gebleven.
1.4.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, vergezeld door mr. M.A.R. Schuckink Kool en de gemachtigde van het college.

Wat aan de procedure vooraf ging

2. Eiser stond sinds 16 juni 2011 ingeschreven op het adres [adres] te [plaatsnaam 1] (uitkeringsadres). Vanaf 25 januari 2024 is eiser uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen vanwege vertrek naar het buitenland. Het uitkeringsadres betreft een tweekamerwoning. Van 3 juni 2022 tot en met 10 februari 2023 stond een Oekraïens gezin (moeder en minderjarig kind) ingeschreven op het uitkeringsadres. Begin 2022 heeft eiser zich bij het college gemeld voor het aanvragen van een Bbz-uitkering [1] en een IOAZ-uitkering [2] . Nadat het college beide aanvragen heeft afgewezen heeft eiser meermaals geprobeerd om bijstand aan te vragen. Vervolgens heeft eiser de onderhavige aanvragen van 10 juli 2023 en 2 augustus 2023 gedaan.
2.1.
Naar aanleiding van eisers aanvraag van 10 juli 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden op 28 juli 2023. Aansluitend is een huisbezoek afgelegd. Bij het primaire besluit I heeft het college de aanvraag afgewezen omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf heeft op het uitkeringsadres.
2.2.
Naar aanleiding van eisers aanvraag van 2 augustus 2023 hebben medewerkers van de gemeente Den Haag geprobeerd een onaangekondigd huisbezoek af te leggen op 16 augustus 2023. De deur werd niet opengedaan.
Bij brief van 17 augustus 2023, persoonlijk bezorgd door een medewerker van de gemeente Den Haag op het uitkeringsadres op 18 augustus 2023, heeft het college eiser uitgenodigd voor een gesprek op 21 augustus 2023. Eiser is niet verschenen. Bij het primaire besluit II heeft het college de aanvraag afgewezen omdat eiser geen volledige inlichtingen heeft gegeven.
2.3.
Bij het bestreden besluit heeft het college de afwijzingen gehandhaafd. Aan de afwijzing van de aanvraag van 10 juli 2023 heeft het college artikel 11, eerste lid, van de Pw ten grondslag gelegd. Aan de afwijzing van de aanvraag van 2 augustus 2023 heeft het college artikel 11, eerste lid, van de Pw in samenhang met artikel 17, eerste en tweede lid, van de Pw ten grondslag gelegd. Volgens het college heeft eiser de inlichtingen- en medewerkingsverplichting niet nagekomen door niet te verschijnen op het gesprek op 21 augustus 2023.
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en dat het onvoldoende is gemotiveerd. Eiser stelt dat hij alle noodzakelijke informatie heeft verstrekt om een zorgvuldige beoordeling van zijn aanvraag mogelijk te maken en dat hij actief heeft meegewerkt tijdens het volledige aanvraagproces. Er is voldoende bewijs dat hij zijn hoofdverblijf heeft op het uitkeringsadres. Hij staat er ingeschreven en tijdens het huisbezoek op 28 juli 2023 zijn vijf poststukken waargenomen. Ook was er kleding van hem aangetroffen. Ter onderbouwing heeft eiser nog een foto overgelegd van een bed waarvan eiser stelt dat het zijn bed is in de woning. Dat hij zijn was vaak niet bij hem thuis doet maar naar familie brengt is logisch gezien zijn financiële situatie en mag volgens eiser niet tegen hem worden gebruikt.

Beoordeling door de rechtbank

4. Bij aanvragen om bijstand rust de bewijslast van de bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager. De aanvrager dient duidelijkheid te verschaffen over zijn woon-, leef-, en inkomenssituatie, zo nodig ook over de periode voorafgaand aan de aanvraag. Daarna moet de bijstandverlenende instantie (het college) in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid controleren. Indien de aanvrager niet aan de inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
Aanvraag 10 juli 2023
5. De te beoordelen periode loopt van 10 juli 2023 (de meldingsdatum van eiser om bijstand aan te vragen) tot en met 28 juli 2023 (datum van het primaire besluit I).
5.1.
Iemand heeft zijn woonadres daar waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Het hoofdverblijf van een betrokkene ligt daar waar zich het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven bevindt. Dit moet worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. De betrokkene is verplicht juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, omdat dat van essentieel belang is voor de verlening van bijstand.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college aan de afwijzing ten grondslag mogen leggen dat eiser, mede gelet op de waargenomen situatie in de woning zoals aangetroffen tijdens het huisbezoek op 28 juli 2024, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres in de te beoordelen periode I. De tweekamerwoning betreft een woonkamer met keuken en een slaapkamer. Via de slaapkamer is de douche te bereiken. Eiser heeft tijdens het gesprek op 28 juli 2024 verklaard dat hij in de woonkamer slaapt en het Oekraïens gezin in de slaapkamer. Tijdens het huisbezoek is waargenomen dat er, op vijf poststukken en enkele kledingstukken na, geen persoonlijke spullen van eiser in de woning zijn. Daarbij komt dat eiser tijdens het huisbezoek desgevraagd heeft verklaard dat er, met uitzondering van de bank en de eettafel, geen bezittingen van hem zijn in de woning. Van het Oekraïens gezin zijn wel persoonlijke spullen aangetroffen zoals een laptop, kleding, schoenen, levensmiddelen en persoonlijke verzorgingsproducten. Verder is van belang dat eiser tijdens het gesprek op 28 juli 2024 desgevraagd heeft verklaard dat hij geen huissleutel heeft van de voordeur omdat de sleutel bij zijn zoon ligt, die in [plaatsnaam 2] woont en Staedion (woningcorporatie ) het slot van de voordeur heeft veranderd. Tijdens het huisbezoek heeft eiser geen huissleutel kunnen tonen van de portiekdeur en van de voordeur de woning. Blijkens een e-mailbericht van 10 augustus 2023 heeft Staedion desgevraagd laten weten dat er in hun systeem niet is terug te vinden dat het slot van de portiekdeur en/of de voordeur van de woning van het uitkeringsadres is vervangen.
Aanvraag 2 augustus 2023
6. De te beoordelen periode loopt van 2 augustus 2023 (de meldingsdatum van eiser om bijstand aan te vragen) tot en met 22 augustus 2023 (datum van het primaire besluit II).
6.1.
Eiser heeft in bezwaar en beroep geen verklaring gegeven waarom hij niet is verschenen op het gesprek op 21 augustus 2023. Door niet te verschijnen heeft eiser niet meegewerkt en heeft hij geen inlichtingen verstrekt over onder andere zijn woonsituatie. Dit is van belang nu de aanvraag van 10 juli 2023 is afgewezen vanwege onduidelijkheid over zijn woonsituatie. Het college heeft de aanvraag dan ook terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bbz = het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen
2.IOAZ = Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen