ECLI:NL:RBDHA:2024:19477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
NL24.45191
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

Op 25 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, geboren in 1990 en van Algerijnse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen de voortduren van de maatregel van bewaring die op 2 oktober 2024 was opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het onderzoek op 25 november 2024 gesloten zonder zitting. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, aangezien deze eerder was getoetst en de omstandigheden niet waren veranderd. De rechtbank merkte op dat de termijn voor het sluiten van het vooronderzoek was overschreden, maar dat dit niet leidde tot onrechtmatigheid van de maatregel, omdat de beslissing binnen een redelijke termijn was genomen. De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat er geen zwaarwegende belangen waren om de bewaring voort te zetten en oordeelde dat de beroepsgrond niet slaagde. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45191

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 oktober 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 25 november 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1990 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 16 oktober 2024 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek (16 oktober 2024) dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. De rechtbank merkt allereerst ambtshalve het volgende op. Het beroepschrift is op 17 november 2024 ingediend. Ingevolge artikel 96, eerste lid, van de Vw sluit de rechtbank het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. Dit betekent dat de rechtbank in dit geval het vooronderzoek uiterlijk op 24 november 2024 had moeten sluiten. Het vooronderzoek is echter op 25 november 2024 gesloten. Gelet hierop is de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw overschreden.
5. De overschrijding van de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw is in dit geval geheel aan de rechtbank toe te rekenen. Niettemin is sprake van een voortvarende beslissing als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het EVRM [2] , omdat de rechtbank uitgaat van een periode van 21 dagen tussen het instellen van het beroep en de uitspraak bij een zaak van geringe complexiteit. [3] Aangezien deze termijn niet is overschreden ziet de rechtbank geen aanleiding om het voortduren van de maatregel van bewaring reeds hierom onrechtmatig te achten. De rechtbank neemt hierbij verder in aanmerking dat zij uitspraak doet op het vervolgberoep binnen een week nadat zij het vooronderzoek op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw had moeten sluiten. [4] Dit betekent dat eiser als gevolg van de termijnoverschrijding niet in zijn belangen is geschaad.
6. Eiser voert aan dat er geen zwaarwegende belangen zijn om de bewaring te laten voortduren. Eiser heeft namelijk beroep ingesteld tegen de afwijzing van 2 november 2024 zijn asielverzoek en gelijktijdig een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Het tijdig ingediende verzoek om een voorlopige voorziening heeft schorsende werking. Verweerder had eiser daarom in een asielzoekerscentrum moeten plaatsen en moeten volstaan met een meldplicht voor eiser.
7. De rechtbank stelt voorop dat – zoals zij eerder heeft geoordeeld in de uitspraak van 16 oktober 2024 – een toepassing van een lichter middel in het geval van eiser niet toereikend is. Het is de rechtbank niet gebleken van veranderde omstandigheden waardoor zij hier nu anders over zou moeten oordelen. Dat eiser stelt dat hij de behandeling van zijn beroep en verzoek in Nederland af mag wachten leidt niet tot een ander oordeel. Eiser mocht immers de behandeling van zijn asielaanvraag ook in Nederland afwachten, zodat eisers situatie als zodanig niet is gewijzigd. De beroepsgrond slaagt niet.
8. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 25 november 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
3.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 9 januari 2003, (JV 2003/129) (arrest Kadem).
4.Artikel 96, tweede lid, van de Vw.