ECLI:NL:RBDHA:2024:17050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.38685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59b Vreemdelingenwet 2000, beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 2 oktober 2024 was genomen, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring, zowel zware als lichte, niet door de eiser zijn betwist. De rechtbank oordeelde dat er voldoende risico op onttrekking aan het toezicht bestond, wat de maatregel van bewaring rechtvaardigde. Eiser voerde aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38685

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1990 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De zware en lichte gronden zijn voldoende om aan te nemen dat een risico op onttrekking bestaat. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen.
4. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring. Eiser heeft een herhaalde asielaanvraag gedaan en is daarover op 4 oktober 2024 gehoord. Er is nog geen afwijzende beslissing genomen en eiser acht dan ook niet onaannemelijk dat zijn aanvraag zal worden ingewilligd. Eiser heeft er geen belang bij om zich te onttrekken aan het toezicht. Hij wil tenslotte juist in Nederland verblijven.
5. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe passen. Gelet op de gronden van de maatregel van bewaring is het een gegeven dat er een risico is op onttrekking aan het toezicht. Dat eiser asiel heeft aangevraagd en nog geen beslissing op zijn aanvraag heeft ontvangen maakt dat niet anders. Verweerder heeft in dat verband terecht opgemerkt dat eiser twee keer eerder asiel heeft aangevraagd en daarvan één aanvraag heeft ingetrokken. Bovendien is eiser eerder met onbekende bestemming vertrokken.
6. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 16 oktober 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.