ECLI:NL:RBDHA:2024:19462
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opvolgende rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang voor een cliënt met een psychogeriatrische aandoening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2024 een beschikking gegeven inzake een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van twee jaar, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek tot verlening van deze machtiging was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betrof een cliënt, geboren in 1946, die momenteel verblijft in een zorgaccommodatie. De advocaat van de cliënt, mr. I.G.M. van Gorkum, voerde verweer tegen het verzoek en stelde dat de opname op vrijwillige basis kan worden voortgezet, gezien het verzet van de cliënt tegen de opname minimaal is. Subsidiair werd verzocht de machtiging te beperken tot maximaal een half jaar, omdat het verzoek na de expiratiedatum van de vorige machtiging was ingediend en de medische onderbouwing tekortschiet.
Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn verschillende personen gehoord, waaronder de verzorgende van de cliënt. De verzorgende gaf aan dat de cliënt regelmatig bij de uitgang te vinden is en dat het moeilijk is om haar weer naar binnen te krijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk een uitgebreide neurocognitieve stoornis in het kader van dementie, wat leidt tot ernstig nadeel. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van het verblijf in de accommodatie noodzakelijk is om dit ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank heeft de criteria voor verlening van een opvolgende machtiging als voldaan beschouwd, ondanks dat het verzoek te laat was ingediend. De machtiging is verleend voor de duur van één jaar, tot en met 23 oktober 2025, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door rechter mr. J.G.J. Brink, bijgestaan door griffier B.M. Muller-Santana de Andrade, en is uitgesproken ter openbare zitting.