ECLI:NL:RBDHA:2024:19462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
C/09/673504 / FA RK 24-7127
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang voor een cliënt met een psychogeriatrische aandoening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2024 een beschikking gegeven inzake een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van twee jaar, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek tot verlening van deze machtiging was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betrof een cliënt, geboren in 1946, die momenteel verblijft in een zorgaccommodatie. De advocaat van de cliënt, mr. I.G.M. van Gorkum, voerde verweer tegen het verzoek en stelde dat de opname op vrijwillige basis kan worden voortgezet, gezien het verzet van de cliënt tegen de opname minimaal is. Subsidiair werd verzocht de machtiging te beperken tot maximaal een half jaar, omdat het verzoek na de expiratiedatum van de vorige machtiging was ingediend en de medische onderbouwing tekortschiet.

Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn verschillende personen gehoord, waaronder de verzorgende van de cliënt. De verzorgende gaf aan dat de cliënt regelmatig bij de uitgang te vinden is en dat het moeilijk is om haar weer naar binnen te krijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk een uitgebreide neurocognitieve stoornis in het kader van dementie, wat leidt tot ernstig nadeel. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van het verblijf in de accommodatie noodzakelijk is om dit ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft de criteria voor verlening van een opvolgende machtiging als voldaan beschouwd, ondanks dat het verzoek te laat was ingediend. De machtiging is verleend voor de duur van één jaar, tot en met 23 oktober 2025, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door rechter mr. J.G.J. Brink, bijgestaan door griffier B.M. Muller-Santana de Andrade, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/673504 / FA RK 24-7127
Datum beschikking: 23 oktober 2024

Opvolgende rechterlijke machtiging

Beschikkingnaar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van twee jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[cliënt] (partner van [naam 1] ),

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [accommodatie] , [adres] te [plaats] ,
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum te Den Haag.

ProcesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 oktober 2024.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 21 maart 2023;
- de aanvraag voor een opvolgende machtiging aan het CIZ van 2 september 2024;
- de op 30 september 2024 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, D. Haijma, die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- het zorgplan van 16 augustus 2024.
De mondelinge behandeling van het verzoek (zitting) heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2024. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam 2] , verzorgende op de afdeling van cliënt.

Standpunten ter zitting

De advocaat heeft namens cliënt verweer gevoerd tegen het verzochte.
Primair is betoogd dat de opname op vrijwillige basis kan worden voortgezet omdat cliënt nauwelijks nog verzet toont tegen de opname. Cliënt laat zich in gesprek niet meer inhoudelijk uit over wat zij van de opname vindt. Haar dementie lijkt vergevorderd, zij leeft in haar eigen wereld. Ook haar dwaalgedrag lijkt niet door verzet tegen de opname te zijn ingegeven.
Subsidiair is betoogd dat het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van twee jaar niet in de rede ligt. De advocaat vraagt de rechtbank de duur van de rechterlijke machtiging te beperken tot maximaal een half jaar. Allereerst omdat het verzoek is ingediend ná de expiratiedatum van de vorige rechterlijke machtiging. Daarnaast omdat de medische onderbouwing van het verzoek, met de summiere medische verklaring en de afwezigheid van een arts op de zitting, te kort schiet.
De verzorgende heeft naar voren gebracht dat cliënt nog regelmatig bij de uitgang te vinden is en er op dan flink op aandringt naar buiten te worden gelaten. Verder is het moeilijk om cliënt van buiten weer mee naar binnen te krijgen. De verzorgenden willen cliënt niet hoeven duwen en/of trekken. Het kost de verzorgenden al met al veel moeite om haar met verbale drang en afleiding weer mee naar binnen te krijgen.

Beoordeling

Op 2 oktober 2023 is door de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie verleend tot en met 2 oktober 2024.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een uitgebreide neurocognitieve stoornis in het kader van een dementie.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
De voortzetting van het verblijf in een accommodatie is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
De rechtbank is van oordeel dat er bij cliënt sprake is van verzet tegen de voortzetting van het verblijf in een accommodatie dat aan een vrijwillig verblijf in de weg staat. Het verzet van cliënt, zoals op de zitting door de verzorgende omschreven, betreft gedragsmatig verzet, dat nog regelmatig voorkomt en waarvan niet is gebleken dat deze als inhoudsloos of ongericht moet worden aangemerkt.
Onder de Wet Bopz (oud) heeft de Hoge Raad beslist dat, ook wanneer een verzoekschrift is ingediend na het verstrijken van de geldigheidsduur van de eerdere machtiging, de rechtbank de opvolgende machtiging mocht verlenen. Voorwaarde hiervoor was dat betrokkene ten tijde van de beslissing over het verzoek nog in het psychiatrisch ziekenhuis verbleef.
De Hoge Raad heeft op 12 februari 2021 (ECLI:NL:HR:2021:227) bepaald dat er geen aanwijzingen zijn te vinden dat de wetgever verlening van een opvolgende machtiging onder de Wzd heeft willen uitsluiten voor een geval zoals hierboven is beschreven.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd.
De machtiging zal worden verleend voor de duur van een jaar, zijnde de periode die de rechtbank redelijk acht, nu het verzoek te laat is ingediend, de medische verklaring summier is en er op de zitting geen specialist ouderengeneeskunde aanwezig was om het verzoek toe te lichten.
Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[cliënt] (partner van [naam 1] ),

geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 oktober 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G.J. Brink, rechter, bijgestaan door B.M. Muller-Santana de Andrade als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 oktober 2024.