ECLI:NL:RBDHA:2024:19452
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering woningvormingsvergunning voor rechtsopvolgers van eerdere eigenaar in Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een woningvormingsvergunning. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, met een besluit van 10 februari 2023, en de afwijzing werd gehandhaafd in een bestreden besluit van 22 januari 2024. De eisers, die de woning tijdens de beroepstermijn hebben gekocht, willen de woning verbouwen tot drie zelfstandige woningen. De rechtbank behandelt de vraag of er schaarste is in het dure woningsegment en of de hardheidsclausule toegepast had moeten worden.
Eisers stellen dat de Huisvestingsverordening Den Haag 2023 in strijd is met de Huisvestingswet 2014, omdat er geen schaarste is aangetoond. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat er schaarste is in alle segmenten en dat de vergunningplicht noodzakelijk is. De rechtbank concludeert dat eisers belanghebbenden zijn en dat de hardheidsclausule niet van toepassing is. De rechtbank wijst erop dat de vergunningplicht ook geldt voor de woning van eisers en dat de afwijzing van de vergunning terecht is. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en zij krijgen geen griffierecht of proceskosten vergoed.