ECLI:NL:RBDHA:2024:19421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
C/09/23/90 F en C/09/23/91 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instelling voorlopige schuldeiserscommissie in faillissementen van twee vennootschappen

In de faillissementen van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. heeft mevrouw [naam 1] namens verschillende verzoeksters een verzoek ingediend tot het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie op basis van artikel 74 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft op 21 november 2024 uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen. De gefailleerden zijn op 4 april 2023 in staat van faillissement verklaard, met mr. R. Cats als rechter-commissaris en mr. J.A. Dullaart als curator. De rechtbank oordeelde dat de aard en omvang van de faillissementen geen aanleiding geven voor het instellen van een schuldeiserscommissie, aangezien er geen zinvolle bijdrage van de commissie te verwachten is en de curator capabel genoeg is om de faillissementen af te wikkelen zonder extra advies. De rechtbank concludeerde dat de verzoeksters, waaronder mevrouw [naam 1], niet als schuldeisers kunnen worden aangemerkt en dat hun belangen niet voldoende onderbouwd zijn. Het verzoek om een reglement voor de werkwijze van de commissie werd eveneens afgewezen, omdat het verzoek tot instelling van de commissie zelf al niet werd toegewezen. De rechtbank benadrukte dat de faillissementen transparant worden afgewikkeld en dat er geen extra kosten voor de boedel gemaakt moeten worden zonder duidelijke meerwaarde.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
insolventienummers: C/09/23/90 F en C/09/23/91 F
uitspraakdatum : 21 november 2024
In de faillissementen van:

1.[bedrijf 1] B.V.(hierna: [bedrijf 1] ),

ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer 1] ,

2.[bedrijf 2] B.V.(hierna: [bedrijf 2] ),

ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer 2]
beide statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gezamenlijk aan te duiden als: gefailleerden,
heeft mevrouw [naam 1] (hierna: mevrouw [naam 1] ), in eigen hoedanigheid, namens 4ML B.V. (hierna: 4ML), namens Stichting Participaties [bedrijf 2] (hierna: Stichting [bedrijf 2] ) en middels een volmacht namens drie certificaathouders van de Stichting [bedrijf 2] : [naam 2] , erven [naam 3] en [naam 4] , verzocht om instelling van een voorlopige schuldeiserscommissie zoals bedoeld in artikel 74 van de Faillissementswet (hierna: Fw). De verzoekende partijen worden gezamenlijk aangeduid als ‘verzoeksters’.

1.De feiten en het procesverloop

1.1.
Bij vonnissen van 4 april 2023 zijn gefailleerden in staat van faillissement verklaard. Tot rechter-commissaris is, voor het laatst, mr. R. Cats benoemd. Mr. J.A. Dullaart, advocaat te Den Haag, is als curator aangesteld.
1.2.
De activiteiten van [bedrijf 1] bestonden uit de verkoop van verfproducten. [bedrijf 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] . De heer [naam 5] is enig bestuurder van [bedrijf 2] . De faillissementen worden niet geconsolideerd afgewikkeld.
1.3.
De aandeelhouders van [bedrijf 2] zijn 4ML en Stichting [bedrijf 2] . Mevrouw [naam 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van 4ML. De bestuurders van Stichting [bedrijf 2] zijn [naam 6] (voorzitter), [naam 7] , mevrouw [naam 1] en 4ML. De bestuurders zijn gezamenlijk bevoegd om de stichting te vertegenwoordigen. [naam 2] , erven [naam 3] en [naam 4] zijn certificaathouders van Stichting [bedrijf 2] .
1.4.
Bij verzoekschrift van 11 september 2024 heeft mevrouw [naam 1] namens verzoeksters een verzoek gedaan tot het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie als bedoeld in artikel 74 Fw. Daarnaast wordt verzocht om een reglement vast te stellen inzake de werkwijze van de commissie. Mevrouw [naam 1] heeft namens verzoeksters vier personen voorgedragen om zitting te nemen in de beoogde voorlopige schuldeiserscommissie en verzoekt de rechtbank hen te benoemen als commissieleden. Het gaat om de volgende personen:
- de heer [naam 8] , wonende te [woonplaats 1] ;
- de heer [naam 9] , wonende te [woonplaats 2] ;
- mevrouw [naam 1] , wonende te [woonplaats 3] ;
- de heer [naam 10] , wonende te [woonplaats 4] .
1.5.
De rechtbank heeft op 11 oktober 2024 het advies van de curator ontvangen. De curator stelt zich op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen.
1.6.
De rechtbank heeft op 24 oktober 2024 het advies van de rechter-commissaris ontvangen. De rechter-commissaris stelt zich op het standpunt dat het verzoek van dient te worden afgewezen.
1.7.
De rechtbank heeft mevrouw [naam 1] bij e-mail van 8 november 2024 om een toelichting gevraagd, onderbouwd met stukken, waaruit blijkt dat zij de door haar genoemde (rechts)personen mag vertegenwoordigen. Mevrouw [naam 1] heeft vervolgens op 12 november 2024 een brief met twee bijlagen naar de rechtbank gemaild.
1.8.
Het verzoek tot het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie is behandeld op de zitting van 14 november 2024. Op deze zitting verschenen:
- mevrouw [naam 1] , voornoemd;
- de heer [naam 11] , echtgenoot van mevrouw [naam 1] ;
- mr. [naam 12] , voornoemd;
- mr. M.A.G. Moesker, kantoorgenoot van de curator;
- de heer [naam 5] , (indirect) bestuurder van gefailleerden;
- mr. M.J.H. Vermeeren, advocaat van de heer [naam 5] .
1.9.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten van partijen

Het verzoek tot het instellen van een schuldeiserscommissie

2.1.
Mevrouw [naam 1] verzoekt de rechtbank namens verzoeksters over te gaan tot het instellen van één voorlopige schuldeiserscommissie in beide faillissement en tot het benoemen van de vier door haar aangedragen commissieleden. Ter onderbouwing van dit verzoek is onder meer het volgende aangevoerd.
2.2.
Verzoeksters vinden het wenselijk dat de schuldeisers nauw worden betrokken bij de verdere afwikkeling van de faillissementen. Een schuldeiserscommissie is volgens hen noodzakelijk voor een eerlijke en transparante afwikkeling. Volgens verzoeksters zijn er meerdere factoren die maken dat een schuldeiserscommissie moet worden ingesteld. Zo wordt verwezen naar de aard en omvang van de faillissementen en naar een incident waarbij een door de rechter-commissaris afgegeven machtiging door de insolventiegriffie per ongeluk naar iemand anders dan de curator is verzonden. Verzoeksters hebben, mede daardoor, een gebrek aan vertrouwen in de curator en de rechter-commissaris. Verzoeksters vinden dat zij onvoldoende serieus worden genomen en dat hun vragen niet (tijdig) worden beantwoord. Volgens verzoeksters is sprake van machtsspelletjes. Zij vinden daarom invloed van en controle door een schuldeiserscommissie noodzakelijk. Verder is 4ML het er niet mee eens dat haar vordering voorlopig wordt betwist door de curator. De betrokkenheid van een schuldeiserscommissie kan de curator ondersteunen bij het inwinnen van advies met betrekking tot specifieke aspecten van het faillissement, aldus verzoeksters. Het instellen van een schuldeiserscommissie in deze faillissementen dient volgens verzoeksters ook een maatschappelijk belang omdat het de waarheidsvinding dient. Ook zou de schuldeiserscommissie een rol kunnen spelen bij de beoordeling of de vaststellingsovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst worden geschonden door derden. Deze overeenkomsten vormen volgens verzoeksters de grondslag van de waarde van het IE-recht van de gefailleerden en zijn daarmee van groot belang voor het verkrijgen van geld in de boedel.
2.3.
De voorgedragen commissieleden zijn op de hoogte van het verzoek en hebben aangegeven bereid te zijn om in de schuldeiserscommissie deel te nemen, met uitzondering van de heer [naam 10] . Mevrouw [naam 1] wenst tot voorzitter van de schuldeiserscommissie te worden benoemd. Tot slot wordt verzocht dat de rechtbank een reglement vaststelt over de werkwijze van de schuldeiserscommissie.
Het advies van de curator
2.4.
De curator ziet geen reden voor het instellen van een schuldeiserscommissie, omdat het in deze fase van de faillissementen geen toegevoegde waarde heeft. De curator is van mening dat hij zijn tijd beter kan besteden aan zijn onderzoek, waarbij hij mevrouw [naam 1] en anderen waar nodig om nadere informatie zal vragen. De aard, de omvang en de lege boedel geven geen aanleiding voor een schuldeiserscommissie. De betrokken schuldeisers, aandeelhouders en certificaathouders hebben onderling geschillen, onder meer over de vaststellingsovereenkomsten en aandeelhoudersovereenkomst. Hij ziet daarom niet in waarom hij periodiek met (een deel van) hen in overleg moet treden in het kader van de schuldeiserscommissie. Een schuldeiserscommissie zal extra tijdsbesteding door de curator en daarmee extra kosten veroorzaken.
2.5.
Ten aanzien van de voorgedragen leden stelt de curator dat alleen de heer [naam 8] , via [naam 8] Administratie & Financieel Advies, een vordering van € 1.210,- heeft in het faillissement van [bedrijf 1] . Mevrouw [naam 1] heeft als enig bestuurder en aandeelhouder van 4ML namens deze vennootschap een vordering ingediend in het faillissement van [bedrijf 1] , maar de curator heeft deze vordering betwist. De overige twee voorgedragen personen zijn bij de curator niet bekend. In de optiek van de curator kunnen daarom de heer [naam 9] , mevrouw [naam 1] en de heer [naam 10] in ieder geval geen lid worden van een schuldeiserscommissie. Gelet op het voorgaande heeft de curator er bezwaar tegen dat 4ML dan wel mevrouw [naam 1] of enige direct aan haar gelieerde persoon deel zou gaan uitmaken van een schuldeiserscommissie.
Het advies van de rechter-commissaris
2.6.
De rechter-commissaris vraagt zich af of het onderhavige verzoek is gedaan door een belanghebbende. Mevrouw [naam 1] in privé is geen schuldeiser en ook anderszins niet als belanghebbende aan te merken. De door mevrouw [naam 1] genoemde vennootschap 4ML is – voor zover de rechter-commissaris bekend – geen aandeelhouder van de gefailleerde vennootschappen en slechts in één van de faillissementen is door deze vennootschap een vordering ingediend. Die vordering is niet door de curator erkend.
2.7.
De omvang en de aard van deze faillissementen geven geen aanleiding tot het instellen van een schuldeiserscommissie. De rechter-commissaris acht de curator capabel genoeg om deze faillissementen zonder adviezen van een schuldeiserscommissie af te wikkelen. Het betreft redelijk overzichtelijke faillissementen met één (mogelijk) vermogensbestanddeel van enige relevantie. Niet valt in te zien in welke opzichten een schuldeiserscommissie de curator van relevant advies zou kunnen voorzien. De rechter-commissaris acht het daarentegen eerder aannemelijk dat het instellen van een schuldeiserscommissie in dit geval een voortvarende afwikkeling van de faillissementen in de weg staat en vanuit kosten-/batenafweging nadelig voor de boedels is. Kortom, het instellen van een schuldeiserscommissie heeft geen meerwaarde.
2.8.
Voor het geval de rechtbank tot het oordeel komt dat een crediteurencommissie moet worden ingesteld, dan acht de rechter-commissaris het niet raadzaam om mevrouw [naam 1] als lid van die commissie te benoemen. De ideeën die mevrouw [naam 1] lijkt te hebben over het doel en de afwikkeling van een faillissement lijken niet altijd aan te sluiten bij de (juridische) realiteit zodat een reële kans bestaat dat de discussie daaromtrent contraproductief zal zijn, aldus dat daaraan voor de boedel veel tijd – en daarmee veel kosten – gemoeid zal zijn zonder dat daar opbrengsten tegenover zullen staan. Volgens de rechter-commissaris is in deze faillissementen al sprake van veelvuldig contact tussen mevrouw [naam 1] en de curator. Over de overige voorgedragen personen is de rechter-commissaris niets bekend, zodat hij niet kan uitgaan van de toegevoegde waarde van de kennis van die personen.
Standpunt van de (indirect) bestuurder van gefailleerden
2.9.
[naam 5] verwijst naar artikel 74 Fw en stelt zich op het standpunt dat de omvang en de aard van de faillissementen geen aanleiding vormt voor een schuldeiserscommissie. Mocht er een commissie worden ingesteld dan is hij van mening dat de verzoekende partijen niet kunnen plaatsnemen in de commissie.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat mevrouw [naam 1] niet-ontvankelijk is in haar
verzoek namens Stichting [bedrijf 2] . De rechtbank wijst het verzoek namens de overige
verzoeksters af. De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Mevrouw [naam 1] is niet-ontvankelijk in haar verzoek namens Stichting [bedrijf 2]
3.2.
Mevrouw [naam 1] heeft het verzoek onder meer gedaan namens Stichting [bedrijf 2] . Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt echter dat zij geen zelfstandige bevoegdheid heeft om Stichting [bedrijf 2] te vertegenwoordigen. Mevrouw [naam 1] wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek namens Stichting [bedrijf 2] .
Juridisch kader
3.3.
Iedere belanghebbende kan een verzoek doen tot het instellen van een schuldeiserscommissie. De rechtbank kan op grond van artikel 74 Fw overgaan tot het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie, indien zij van mening is dat de omvang of de aard van de boedel hiertoe aanleiding geeft en zolang niet is beslist over de instelling van een definitieve schuldeiserscommissie zoals bedoeld in artikel 75 Fw. Het is hierbij van belang of de schuldeiserscommissie een zinvolle inbreng kan hebben bij de afwikkeling van het faillissement. Het moet daarnaast duidelijk zijn welke (schuldeisers)belangen mogelijk worden beschermd door instelling van een schuldeiserscommissie. In samenhangende faillissementen van groepsvennootschappen wordt per vennootschap vastgesteld of een schuldeiserscommissie wordt benoemd. De rechtbank zal het verzoek dus per faillissement beoordelen.
Geen schuldeiserscommissie in het faillissement van [bedrijf 1]
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat er in het faillissement van [bedrijf 1] geen aanleiding is om het verzoek tot het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie toe te wijzen. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
3.5.
Het faillissement is gelet op het aantal schuldeisers, de hoogte van het passief en de omvang van de activa niet omvangrijk. Verzoeksters stellen dat de aard van de faillissementen reden is om een schuldeiserscommissie in te stellen, maar onderbouwen dit onvoldoende. Van complicerende factoren die maken dat de aard van het faillissement reden is voor toewijzing van het verzoek is niet gebleken. Daar komt bij dat extra kosten van de curator en onkostenvergoedingen van de schuldeiserscommissie ten laste van de boedel zullen komen, terwijl tot op heden sprake is van een lege boedel.
3.6.
Verder is niet gebleken dat een schuldeiserscommissie een zinvolle bijdrage kan leveren aan de afwikkeling van het faillissement. Er zijn geen concrete aspecten naar voren gebracht waarover de curator moet worden geadviseerd. Mevrouw [naam 1] heeft naar aanleiding van overleg met de curator informatie aangeleverd (onder andere een relevante vaststellingsovereenkomst). Voor het verstrekken van verdere informatie is een schuldeiserscommissie naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk. Door verzoeksters worden met name punten genoemd waarover een verschil van mening bestaat met de curator. Zo is er onder meer discussie over een vordering van 4ML die is ingediend en die door de curator wordt betwist, over een vordering die ten onrechte op de schuldenlijst zou staan, over de inhoud van openbare verslagen en over de vermeende schending van IE-rechten en van een gesloten vaststellingsovereenkomst en aandeelhoudersovereenkomst. De curator en mevrouw [naam 1] zijn hierover al meermaals in gesprek geweest, dus een schuldeiserscommissie zal hier geen meerwaarde hebben. Los daarvan is de rechtbank van oordeel dat deze punten geen redenen zijn om een commissie in te stellen. Het genoemde incident over het machtigingsbevel is ook geen reden om het verzoek toe te wijzen. Verder stellen verzoeksters dat een schuldeiserscommissie noodzakelijk is voor een eerlijke en transparante afwikkeling. De rechtbank is van oordeel dat de faillissementen door de curator tot op heden transparant worden afgewikkeld. Zo is hij al veelvuldig in contact getreden met mevrouw [naam 1] en brengt hij periodiek openbaar verslag uit over de faillissementen. Een schuldeiserscommissie voegt ook ten aanzien van de eerlijkheid en transparantie niets toe.
3.7.
Verzoeksters hebben ook niet duidelijk kunnen maken welke (schuldeisers)belangen in dit geval beschermd zouden worden door instelling van een schuldeiserscommissie. Desgevraagd werd alleen gewezen op een vermeend algemeen maatschappelijk belang. Uit de argumenten van verzoeksters maakt de rechtbank op dat met name de belangen van mevrouw [naam 1] en 4ML moeten worden behartigd door de schuldeiserscommissie. Deelname aan een schuldeiserscommissie geeft hen namelijk extra wettelijke bevoegdheden om met de curator in te gesprek te gaan en om voor hen belangrijke vragen over de genoemde discussiepunten te kunnen laten beantwoorden. Vragen zoals waarom de vordering van 4ML tot op heden wordt betwist en wat de status is van het onderzoek van de curator over vermeend inbreuk op het IE-recht door derden. Ook wil [naam 1] graag op korte termijn duidelijk krijgen of zij en haar echtgenoot zelf verfpoeder kunnen produceren zonder dat sprake is van inbreuk op vermeende IE-rechten van de gefailleerden. Hier is een schuldeiserscommissie niet voor bedoeld. Het geschil over de vordering van 4ML kan in een renvooiprocedure worden beslecht. Bovendien is uit de stukken en tijdens de zitting gebleken dat de curator de vragen van mevrouw [naam 1] over het IE-recht al veelvuldig heeft beantwoord. Er is dus sprake van mogelijk tegenstrijdige belangen en er bestaat een risico dat verzoeksters oneigenlijk gebruik zullen maken van de bevoegdheden van een schuldeiserscommissie.
Geen schuldeiserscommissie in het faillissement [bedrijf 2]
3.8.
Het verzoek om een schuldeiserscommissie in te stellen in het faillissement van [bedrijf 2] komt op dezelfde inhoudelijke gronden als het verzoek in het faillissement van [bedrijf 1] niet voor toewijzing in aanmerking. Verzoeksters zijn bovendien geen schuldeisers, maar slechts (indirect) aandeelhouders van [bedrijf 2] . De kans is klein dat een aandeelhouder een uitkering kan verwachten, dus het belang van een aandeelhouder bij een schuldeiserscommissie is in beginsel niet groot. Het specifieke belang van een (indirect) aandeelhouder bij een schuldeiserscommissie zal in dat geval duidelijk moeten worden onderbouwd. Deze onderbouwing ontbreekt. Nu het verzoek sowieso op inhoudelijke gronden zal worden afgewezen, zal de rechtbank in het midden laten of verzoeksters als belanghebbende bij het instellen van een schuldeiserscommissie in dit faillissement kunnen worden aangemerkt.
Verzoek vaststellen reglement
3.9.
De rechtbank zal het verzoek tot het instellen van een schuldeiserscommissie afwijzen en komt daarom niet toe aan de beoordeling van het verzoek tot het vaststellen van een reglement inzake de werkwijze van de commissie. Ook dat verzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart mevrouw [naam 1] niet-ontvankelijk in haar verzoek namens Stichting [bedrijf 2] ;
- wijst het verzoek dat is gedaan namens de overige verzoeksters af.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met mr. M.J.P. Vink, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.