Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
mede namens haar minderjarige kind,
[minderjarige]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kind, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist, ondanks dat eiseres op 20 februari 2024 haar aanvraag indiende en de minister uiterlijk op 20 augustus 2024 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft de minister op 27 augustus 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 8 oktober 2024 haar beroep ingediend, wat tijdig was.
De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, en heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt.
Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan op 20 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt.