ECLI:NL:RBDHA:2024:19396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
C/09/675524 / FT RK 24/986, C/09/675528 / FT RK 24/988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ontruiming woning en afwijzing proceskostenveroordeling

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een voorlopige voorziening hebben aangevraagd om ontruiming van hun woning door verhuurder, de coöperatie Carmel Residential III Coöperatief U.A., te voorkomen. De verzoekers, die in financiële problemen verkeren, hebben de rechtbank verzocht om de ontruiming, die gepland stond op 15 november 2024, voor zes maanden te verbieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor de verzoekers, aangezien de ontruiming hen zou belemmeren in hun pogingen om een minnelijk traject voor hun schulden af te ronden. De rechtbank heeft eerder op 13 november 2024 al een tussenvonnis uitgesproken waarin de verhuurder werd verboden om de woning te ontruimen totdat er een eindbeslissing op het verzoek van verzoekers was genomen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de belangen van verzoekers en verhuurder afgewogen. De belangen van verzoekers om in hun woning te blijven en een oplossing voor hun schulden te vinden, zijn door de rechtbank zwaarder gewogen dan de belangen van verhuurder. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekers voldoende hebben aangetoond dat zij in staat zijn om de lopende huurtermijnen te voldoen, mede door de toekenning van een bijstandsuitkering en de opstart van budgetbeheer door de gemeente. De rechtbank heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de ontruiming van de woning voor zes maanden is verboden.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van verzoekers om verhuurder te veroordelen in de proceskosten afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verhuurder haar rechten uitoefent en dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 november 2024.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/675524 / FT RK 24/986, C/09/675528 / FT RK 24/988
vonnis op grond van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet van 21 november 2024

1.[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2] ,
beiden wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: verzoekers,
advocaat: mr. P.A. Loeff,
tegen
de coöperatie Carmel Residential III Coöperatief U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: verhuurder,
gemachtigde: BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders.
Waar deze zaak over gaat
Op 15 november 2024 wilde verhuurder de woning van verzoekers ontruimen. Hierdoor is voor verzoekers een bedreigende situatie ontstaan. Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de ontruiming van hun woning voor zes maanden wordt verboden. Verzoekers zijn daardoor in de gelegenheid om het minnelijk traject af te ronden. De rechtbank wijst het verzoek toe en legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt informatie over het verloop van de procedure tot nu toe.

1.De procedure

1.1.
Op 12 november 2024 hebben verzoekers gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Daarbij hebben verzoekers ook WSNP-verzoeken ingediend.
1.2.
Het verzoek houdt in dat verhuurder wordt verboden om de woning aan het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] te ontruimen. Verzoekers huren deze woning van verhuurder. De ontruiming stond gepland op 15 november 2024.
1.3.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 13 november 2024 verhuurder verboden de woning te ontruimen totdat op het verzoek van verzoekers een eindbeslissing is genomen.
1.4.
Mr. M.J. Blankenstein, gemachtigde van BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders, heeft de rechtbank op 18 november 2024 een actueel saldo-overzicht van de vervallen huurtermijnen gezonden.
1.5.
De advocaat van verzoekers heeft de rechtbank op 13 en 21 november 2024 aanvullende stukken gezonden.
1.6.
Het verzoek tot het afgeven van de voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 21 november 2024. Op deze zitting verschenen:
- verzoekers, bijgestaan door mr. P.A. Loeff,
- mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] , klantbegeleiders financiële
hulpverlening bij de gemeente [woonplaats] ,
- mevrouw mr. M.J. Blankenstein.

2.De beoordeling

Het doel van de voorlopige voorziening

2.1.
Bij een gedwongen ontruiming, de beëindiging van de levering van gas, water en/of elektriciteit, of de opzegging of ontbinding van een zorgverzekering, is sprake van een bedreigende situatie. De wet biedt in die gevallen de mogelijkheid om die bedreiging tijdelijk op te schorten, zodat verzoekers in staat zijn het minnelijke traject voort te zetten. Zij kunnen dan met hun schuldeisers een regeling voor hun schulden proberen te bereiken en worden in die periode dan niet gehinderd door (executie)maatregelen. Voorwaarde is wel dat is gestart met het minnelijk traject.
Is sprake van een bedreigende situatie?
2.2.
De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is van een bedreigende situatie. De woningontruiming was namelijk aangezegd tegen 15 november 2024.
2.3.
Met het minnelijk traject is een start gemaakt. De advocaat van verzoekers voert dit traject uit en heeft op 11 november 2024 de schuldeisers verzocht om een saldo-opgave van de opstaande vorderingen. Verwachting is dat binnen enkele weken een voorstel tot schuldregeling kan worden opgesteld en aan de schuldeisers kan worden gezonden.
Worden de lopende termijnen betaald?
2.4.
Om het verzoek tot een voorlopige voorziening te kunnen toewijzen, is nodig dat de lopende huurtermijnen op tijd worden voldaan. Dat volgt uit de wet (artikel 287b lid 4 Fw jo. artikel 305 lid 2 Fw).
2.5.
Uit de stukken blijkt en/of op zitting is besproken dat de huur voor de maand november 2024 inmiddels is voldaan door Sociale Fondsen [plaatsnaam] en dat betaling van de daaropvolgende maanden ervan voldoende is gegarandeerd. Aan verzoekers is een bijstandsuitkering toegekend en zij ontvangen tot 5 november 2025 maandelijks een woonkostentoeslag van € 666,71 (bijzondere bijstand als gift). Uit hun maandelijkse budgetplan blijkt de inkomsten hoog genoeg zijn om de (vaste) lasten, waaronder toekomstige huurtermijnen, te kunnen blijven voldoen. Daar komt bij dat de gemeente [plaatsnaam] sinds kort budgetbeheer heeft opgestart. De budgetbeheerder zal de financiën van verzoekers beheren en de vaste lasten voldoen. De rechtbank is, gelet op deze omstandigheden, van oordeel dat betaling van de volgende huurtermijnen voldoende is gegarandeerd.
Belangenafweging
2.6.
Nu is voldaan aan de voorwaarden waaronder het verzoek om een voorlopige voorziening kan worden toegewezen, dient een belangenafweging plaats te vinden tussen de belangen van verzoekers en die van verhuurder.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat de belangen van verzoekers in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van verhuurder. De belangen van verzoekers bij het kunnen beschikken over woonruimte spreken voor zich. Verzoekers hebben belang bij het behoud van de woning, niet alleen om te kunnen beschikken over onderdak voor henzelf en hun minderjarig kind, maar ook om vanuit een stabiele woonsituatie verder aan een oplossing voor hun schulden te werken. Daarbij weegt ook mee dat
verzoekers zich er bewust van zijn dat dit hun laatste kans is. Zij weten dat zij de lopende huurtermijnen zullen moeten voldoen. Indien dat niet gebeurt, dan hangt een ontruiming van hun woning boven hun hoofd. Verzoekers zijn bereid om met hun advocaat en de gemeente te werken aan een oplossing voor hun schuldenproblematiek. Ook het belang van verhuurder om haar vordering betaald te krijgen en niet verder te laten oplopen, spreekt voor zich. Dit belang wordt door toewijzing van het verzoek echter niet geschaad: in de eerste plaats is voldoende gegarandeerd dat de vordering van verhuurder niet verder oploopt. Daar komt bij dat ook verhuurder gebaat is bij een geslaagde minnelijke regeling en die is alleen mogelijk in (voldoende) stabiele, niet bedreigende omstandigheden.
2.8.
De rechtbank zal daarom de verzoeken toewijzen. Daarmee wordt verzoekers de gelegenheid geboden om het minnelijke traject voort te zetten met als doel om met hun schuldeisers, waaronder verhuurder, een regeling voor de schulden te bereiken en/of het minnelijke traject af te ronden.
WSNP-verzoeken
2.9.
Verzoekers hebben ook WSNP-verzoeken ingediend. Op de WSNP-verzoeken kan nog niet worden beslist, omdat het minnelijke traject nog niet is afgerond. De wet schrijft voor dat de schuldhulpverlener uiterlijk vier weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt aan de rechtbank (artikel 287b lid 6 Fw). Na ontvangst van dit verslag en complete WSNP-verzoeken zal de behandeling van die verzoeken worden ingepland.
Kostenveroordeling
2.10.
Namens verzoekers is verzocht om veroordeling van verhuurder in de kosten van deze procedure. Daartoe is aangevoerd dat verhuurder onder andere is bericht dat schuldhulpverlening wordt opgestart. Daarbij is verhuurder verzocht om de hoogte van haar vordering door te gegeven en om geen kostenverhogende maatregelen te nemen. Ondanks dit bericht wilde verhuurder de woning van verzoekers toch ontruimen. Door de houding van verhuurder zijn verzoekers genoodzaakt met bijstand van hun advocaat deze procedure op te starten en daardoor worden zij onnodig op kosten gejaagd, aldus de advocaat.
2.11.
De gemachtigde van verhuurder heeft bezwaar gemaakt tegen de verzochte proceskostenveroordeling.
2.12.
Anders dan de advocaat van verzoekers betoogt, is de rechtbank van oordeel dat verzoekers niet onnodig op kosten worden gejaagd door verhuurder. Verhuurder wil de ontruiming van de woning van verzoekers laten plaatsvinden en oefent daarmee haar rechten uit. Dat voor verzoekers een schuldhulpverleningstraject wordt opgestart, maakt dat niet anders. Nu niet gebleken is dat verhuurder misbruik maakt van (proces)recht of onrechtmatig handelt, ziet de rechtbank geen aanleiding om verhuurder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Zij zal het verzoek om een proceskostenveroordeling dan ook afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verbiedt Carmel Residential III Coöperatief U.A. tot ontruiming van de woning van
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] over te gaan;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt onder de voorwaarde dat
de lopende huurtermijnen tijdig en volledig worden voldaan;
- bepaalt dat deze voorziening geldt totdat de uitspraken op de WSNP-verzoeken in kracht van gewijsde zijn gegaan of deze verzoeken zijn ingetrokken;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt na verloop van
zes maanden,gerekend vanaf
13 november 2023;
- bepaalt dat uiterlijk vier weken voor het vervallen van de voorziening door de schuldhulpverlener verslag zal worden uitgebracht als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met C. Groesbeek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.