ECLI:NL:RBDHA:2024:1936
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot overlegging van bankafschriften in kort geding met betrekking tot reële executie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Marshall Fields Holding B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaten mr. K.S.A. Wolthuis en mr. V.R.M. Appelman, vorderde dat de gedaagde bankafschriften zou overleggen van zijn rekening bij de ING Bank N.V. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de gedaagde niet verplicht is om een rechtshandeling te verrichten, de veroordeling om de bankafschriften over te leggen reëel executabel is. Dit betekent dat het vonnis in de plaats kan treden van een verklaring van de gedaagde aan de bank om de afschriften ter beschikking te stellen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen en dat de vordering tot overlegging van de bankafschriften toewijsbaar is. De gedaagde krijgt een termijn van zeven dagen om aan deze veroordeling te voldoen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering met betrekking tot andere bankafschriften ook toewijsbaar is, met eenzelfde termijn voor nakoming. De rechtbank heeft echter een vordering afgewezen die onvoldoende bepaald was volgens de eisen van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 2.085,37. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.