ECLI:NL:RBDHA:2024:19300

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
23/7315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake urgentieverklaring voor woningzoekende

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een brief van 18 juli 2023, waarin haar klacht over de woningzoektocht niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat de brief geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen rechtsgevolg aan verbonden is. Eiseres had eerder een urgentieverklaring aangevraagd, maar de wethouder heeft geen wettelijke verplichting om extra inspanningen te verrichten voor haar woningzoektocht. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, en bevestigt dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7315

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.G. Groen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: A.C. Visser en mr. J.C. Tomson).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 2 oktober 2023 (het bestreden besluit), waarin het bezwaar van eiseres tegen een brief van 18 juli 2023 niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , de broer van eiseres (de broer), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 6 februari 2020 heeft eiseres aan aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend. Met het besluit van 8 april 2021 heeft verweerder eiseres een urgentieverklaring voor een eenmalig bemiddelingsaanbod toegekend. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep en hoger beroep ingesteld, omdat zij het niet eens was over het vastgestelde zoekprofiel. In de uitspraak van 13 december 2023 heeft de Afdeling geoordeeld dat uit het audiologisch rapport niet volgt dat de afstand tot woonwijkvoorzieningen expliciet in het zoekprofiel moet worden opgenomen, maar slechts dat hier bij het selecteren van een passende woning rekening mee moet worden gehouden. Daarnaast had verweerder niet in het zoekprofiel hoeven opnemen dat alleen een eengezinshoekwoning passend is. [1]
2.1.
Met de brief van 18 juli 2023 heeft de wethouder Volkshuisvesting, Wijken, Welzijn en Zuidwest – zoals ter zitting door partijen is bevestigd – gereageerd op een klacht van de broer van eiseres. Ter zitting is toegelicht dat de broer van eiseres niet tevreden is over de wijze waarop de gemeente Den Haag zich inspant om voor eiseres een passende woning te vinden.
2.2.
Eiseres heeft tegen de brief van 18 juli 2023 bezwaar ingediend. Verweerder heeft het bezwaar met het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen sprake zou zijn van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres is het hier niet mee eens.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres betoogt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de brief van 18 juli 2023 op een rechtsgevolg is gericht en er dus sprake is van een besluit. Gelet op het eerder genomen urgentiebesluit wordt een recht tenietgedaan. Er wordt immers aangegeven dat de inzet (zoals die de afgelopen jaren is gepleegd) niet langer kan worden voortgezet, waarbij wordt aangegeven dat na de genoemde drie maanden de actieve extra bemoeienis wordt gestaakt. Eiseres meent daarom dat het bestreden besluit onjuist, niet zorgvuldig en onrechtmatig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat de brief van 18 juli 2023 deels een reactie bevat op een klacht van de broer van eiseres over de wijze waarop de gemeente zich inzet om voor eiseres een passende woning te vinden. Tegen een besluit over de behandeling van een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan kan op grond van artikel 9:3 van de Awb geen beroep worden ingesteld. De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres zo dat zij niet opkomt tegen de wijze waarop haar klacht, die de broer van eiseres heeft ingediend, is afgehandeld, maar tegen de mededeling in de brief dat de gemeente de inzet zoals deze in de afgelopen jaren is gepleegd niet langer kan voorzetten en zich nog drie maanden actief extra zal bemoeien met de zoektocht naar een passende woning. Dat zal de gemeente doen door alle corporaties in de omliggende regiogemeenten te verzoeken eiseres eenmalig uit coulance een woning toe te kennen die aan de geluidsnormen voldoet. De vraag ligt daarom voor of deze mededeling maakt dat de brief van 18 juli 2023 voor dat deel als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kan worden aangemerkt. De rechtbank vindt van niet en zal dit oordeel hierna uitleggen.
4.1.
Onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. [2] Om aan deze definitie te voldoen moet sprake zijn van een beoogd rechtsgevolg. Een besluit brengt wijziging in de rechten en plichten van één of meer betrokkenen. Verder moet het gaan om een publiekrechtelijke rechtshandeling. Daaronder wordt verstaan een rechtshandeling waartoe een bestuursorgaan op grond van zijn publiekrechtelijke taken wettelijk gehouden is.
4.2.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de wethouder geen bestuursorgaan is. Evenmin is sprake van een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het besluit van 8 april 2021 is aan eiseres een eenmalig bemiddelingsaanbod verleend. Verweerder heeft zich hiermee niet verplicht om zich actief/extra in te (blijven) spannen voor eiseres. Hiervoor bestaat ook geen wettelijke verplichting. Verweerder heeft dit uit coulance gedaan. Nadat (de broer van) eiseres een klacht had ingediend bij de ombudsman is besloten om nog eenmalig drie maanden extra inspanning te verrichten. Het niet voorzetten van deze extra inspanning door verweerder is naar het oordeel van de rechtbank een feitelijke handeling die geen rechtsgevolgen heeft voor eiseres. Er worden namelijk geen rechten of plichten van één of meer betrokkenen gewijzigd. Eiseres blijft namelijk op grond van het besluit van 8 april 2021 recht houden op een eenmalig woningaanbod. De brief van 18 juli 2023 verandert in die zin daarom niets in de rechtspositie van eiseres en bevat niet voor bezwaar vatbare mededeling van feitelijke aard.
4.3.
Omdat de brief van 18 juli 2023 geen besluit is in de zin van de Awb, heeft verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4627.
2.Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.