ECLI:NL:RBDHA:2024:19263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
NL24.40504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië

Op 20 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, een voorlopige voorziening heeft gevraagd. Verzoeker had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de uiterste overdrachtsdatum naar Kroatië op 25 december 2024 ligt.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Hij overwoog dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling was genomen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet (Vw), omdat een andere lidstaat verantwoordelijk was volgens de Dublinverordening. De voorzieningenrechter constateerde dat de behandeling van het beroep niet voor de uiterste overdrachtsdatum kon plaatsvinden, wat de vereiste onverwijlde spoed rechtvaardigde.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoeker eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, en werd het bestreden besluit geschorst totdat op het beroep is beslist. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40504

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. De asielaanvraag van verzoeker is niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [2] , omdat een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Dublinverordening. [3] Deze verordening stelt een termijn waarbinnen verzoeker dient te worden overgedragen aan de ontvangende lidstaat. Aanvankelijk zou het beroep van verzoeker op zitting worden behandeld op 21 november 2024. Op verzoek van verzoeker is de behandeling van het beroep aangehouden, omdat de geregelde tolk heeft afgezegd en geen nieuwe beschikbare tolk gevonden is. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoeker hoogstwaarschijnlijk niet kan worden afgehandeld binnen deze uiterste overdrachtstermijn. De uiterste overdrachtsdatum is namelijk 25 december 2024. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te mogen wachten zwaarder dan het belang van verweerder om verzoeker daarvóór al over te dragen. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toe en schorst het bestreden besluit totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875, bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker de behandeling van zijn beroep (de zaak met nummer NL24.40503) in Nederland mag afwachten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013