Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 20 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, een voorlopige voorziening heeft gevraagd. Verzoeker had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de uiterste overdrachtsdatum naar Kroatië op 25 december 2024 ligt.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Hij overwoog dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling was genomen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet (Vw), omdat een andere lidstaat verantwoordelijk was volgens de Dublinverordening. De voorzieningenrechter constateerde dat de behandeling van het beroep niet voor de uiterste overdrachtsdatum kon plaatsvinden, wat de vereiste onverwijlde spoed rechtvaardigde.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoeker eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, en werd het bestreden besluit geschorst totdat op het beroep is beslist. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.