ECLI:NL:RBDHA:2024:19206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
NL24.35168
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser met banden aan Gülen-beweging

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Turkse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 17 december 2022 een aanvraag ingediend, die op 2 september 2024 door de minister als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 6 november 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. Eiser stelt dat hij problemen ondervindt vanwege zijn sympathie voor de Gülen-beweging, wat heeft geleid tot ontvoeringen en mishandelingen door maffiosi. De minister heeft echter de asielmotieven van eiser beoordeeld en slechts één als geloofwaardig geacht, terwijl de andere als ongeloofwaardig werd bestempeld vanwege tegenstrijdige verklaringen van eiser.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat het arrestatiebevel dat eiser heeft overgelegd niet op echtheid kon worden gecontroleerd en dat de verklaringen van eiser over zijn contacten met de maffiosi inconsistent zijn. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen waarom hij niet eerder over het arrestatiebevel heeft verklaard en zijn verklaringen over de ontvoeringen en mishandelingen zijn als vaag en ontwijkend beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat eiser geen recht heeft op een vergoeding van proceskosten. De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 4.600,- voor de te late beslissing op de asielaanvraag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.35168
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J.P. Arts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1987] . Hij heeft op 17 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 september 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, T. Cetinkaya als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft op 17 december 2022 een asielaanvraag ingediend. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij sympathisant is van de Gülen- beweging. Dat is de reden dat hij meerdere malen is ontvoerd en mishandeld door de maffiosi. Volgens eiser hebben de maffiosi in opdracht van de Officier van Justitie (OvJ) geld van eiser af willen nemen en in ruil daarvoor zou eiser niet vervolgd worden. Er loopt nu een geheim onderzoek naar eiser. Hierdoor kan hij niet terugkeren naar Turkije. Als hij moet terugkeren loopt hij een reëel risico op strafrechtelijke vervolging, mishandeling en onmenselijke behandeling.
3. De minister heeft de volgende elementen aangemerkt als asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen vanwege banden met Gülen-aanhangers.
4. De minister heeft asielmotief 1 geloofwaardig geacht. Asielmotief 2 is door de minister ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft namelijk wisselend en tegenstrijdig verklaard over de verschillende onderdelen van dit asielmotief, onder meer over zijn contacten met de maffiosi, zijn ontvoering en het verleende onderdak aan zijn zwager. De minister heeft daarom de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft tegen verschillende overwegingen van de minister beroepsgronden ingediend. De rechtbank bespreekt deze beroepsgronden hieronder.
Arrestatiebevel
6. Eiser stelt dat hij met het overleggen van het Turkse arrestatiebevel van 12 januari 2023 aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft vanwege zijn banden met Gülen- aanhangers. Uit dit arrestatiebevel blijkt namelijk dat er een geheim onderzoek naar eiser loopt en hij te vrezen heeft voor arrestatie en vervolging in Turkije, omdat hij ervan wordt verdacht lid te zijn van de Gülen-beweging (FETO/PYD). Het arrestatiebevel zou echt bevonden moeten worden, omdat er een barcode op zit. De advocaat van eiser in Turkije heeft dit document op illegale wijze in handen gekregen. Als de Turkse autoriteiten erachter komen dat eiser dit documenten bezit, lopen zijn naasten ook gevaar.
7. In zijn verweerschrift en ter zitting heeft de minister toegelicht dat het arrestatiebevel is onderzocht door Bureau Documenten (BD). BD heeft vervolgens aangegeven het document niet te kunnen onderzoeken op echtheid, omdat er een waarmerk ontbreekt. Dat er in dit geval een barcode op het arrestatiebevel staat maakt dit niet anders. Daarbij wordt door de minister verder opgemerkt dat aan het document weinig waarde toegekend kan worden, omdat het document door iedereen opgesteld en uitgegeven kan zijn.
8. De rechtbank kan de minister volgen in zijn standpunt. Nu het arrestatiebevel niet op echtheid gecontroleerd kan worden en het door iedereen opgemaakt kan zijn, kan aan dit document niet de waarde worden gehecht die eiser eraan gehecht zou willen hebben. Daarbij komt dat eiser pas voor het eerst in beroep vertelt dat er een arrestatiebevel is en hij dit nooit eerder naar voren heeft gebracht. Niet is duidelijk waarom hij dit niet eerder heeft vermeld. De beroepsgrond slaagt niet.

Contacten met maffiosi, ontvoering en mishandeling

9. Eiser stelt dat hij duidelijk heeft verklaard over zijn contacten met de maffiosi, de ontvoeringen, de mishandelingen, de controles en de dagen waarop deze plaatsvonden. Eiser heeft hiervan ook een tijdlijn opgesteld die door de hoormedewerker is gekopieerd tijdens het nader gehoor. De minister is in het bestreden besluit niet ingegaan op deze tijdlijn, wat een motiveringsgebrek oplevert. Daarbij komt dat eiser in de veronderstelling was dat zijn verklaringen helder waren, maar na doorvragen kwam hij erachter dat er verduidelijking nodig was voor de hoormedewerker. De verduidelijking die eiser heeft gegeven wordt hem nu tegengeworpen als wisselende en tegenstrijdige verklaringen, terwijl eiser op verzoek
van de hoormedewerker deze verduidelijking heeft gegeven. Daarnaast is eiser van mening dat hij duidelijk heeft aangegeven om welke maffiabazen het ging.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet heeft kunnen overwegen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn eerste contact met de maffiosi. Eiser heeft namelijk in eerste instantie tijdens het nader gehoor op 27 augustus 2024 verklaard dat de maffiosi met een concreet aanbod kwamen en eiser vroegen om vijfhonderdduizend dollar om te voorkomen dat er een rechtszaak tegen eiser zou worden aangespannen.¹ Later in datzelfde gehoor heeft eiser verklaard dat de maffiosi langs kwamen, maar dat ze geen concreet aanbod hebben gedaan.² In het nader gehoor en in de zienswijze heeft eiser hier vervolgens over uitgelegd dat de maffiosi de eerste keer het bedrag hadden kunnen noemen, maar dit niet hebben gedaan.³ Verder verklaart eiser hierover in zijn zienswijze dat dit alles zeven jaar geleden is gebeurd en dat daar ook rekening mee gehouden zou moeten worden. De rechtbank kan de uitleg van eiser over zijn eerste contacten met de maffiosi volgen en is daarom van oordeel dat de verklaringen van eiser over dit eerste contact niet wisselend en tegenstrijdig zijn. Eiser heeft namelijk in eerste instantie wel een bedrag genoemd, maar heeft later in het nader gehoor en zijn zienswijze een duidelijke uitleg gegeven over wat hij daarmee bedoelde.
10. Het voorgaande betekent echter niet dat de minister niet mocht overwegen dat de verklaringen van eiser over zijn contacten met de maffiosi, de ontvoeringen en mishandelingen onvolledig, wisselend en tegenstrijdig zijn. Eiser kon immers niet verklaren tot welke maffia de personen behoorden die hem kwamen bezoeken, wie eiser mishandelde en wie hem ontvoerden. De enkele stelling van eiser dat hij dit wel duidelijk heeft verklaard, maakt dit niet anders. Ook de overige verklaringen van eiser over dit onderdeel mochten door de minister wisselend en tegenstrijdig gevonden worden. Eiser verklaarde over de ontvoeringen immers eerst dat dit een soort routine was die elke twintig tot dertig dagen werd herhaald⁴, terwijl eiser hier later over verklaarde dat de maffiosi ongeveer tien tot vijftien dagen na de eerste ontvoering zijn teruggekomen.⁵ Eiser heeft in zijn zienswijze en in beroep niet kunnen uitleggen waar deze tegenstrijdigheid vandaan komt.
Verder heeft eiser in beroep nog aangevoerd dat de door hem tijdens het nader gehoor overgelegde tijdlijn meegenomen had moeten worden in de beoordeling van de minister. Ter zitting is aan eiser gevraagd wat er precies op deze tijdlijn stond, waarop eiser verklaarde dat hier de volgorde van de gebeurtenissen op stond, maar dat daar geen data bij stonden. De rechtbank is gezien deze uitleg van eiser van oordeel dat de minister de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor in voldoende mate heeft meegewogen bij het bestreden besluit. De minister heeft namelijk de gebeurtenissen (en de volgorde daarvan) waarover eiser heeft verklaard kenbaar meegewogen in het bestreden besluit.
Omdat de minister naar het oordeel van de rechtbank mocht overwegen dat eiser wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over dit onderdeel slaagt de beroepsgrond van eiser niet.
1. Zie nader gehoor, p. 6-7.
2 Zie nader gehoor, p. 13-14.
3 Zie onder meer nader gehoor, p. 14.
4 Zie nader gehoor, p. 7.
5 Zie nader gehoor, p. 17.
Verleende onderdak aan zwager
12. Eiser stelt dat hij duidelijk heeft verklaard over het onderdak dat hij heeft verleend aan zijn zwager. De minister heeft de verklaringen van eiser hierover te eenzijdig gelezen. Eiser heeft hierover verklaard dat er onderdak is verleend tot 22 december 2017 en vijftien dagen ervoor. Dat is niet hetzelfde als enkel vijftien dagen voor 22 december 2017. De periode tot 22 december 2017 omsluit volgens eiser ook de daarna genoemde periode van vijftien dagen voor 22 december 2017. Eiser heeft daarbij ook in zijn zienswijze verduidelijkt wat er wordt bedoeld met de vijftien dagen.
12. De minister heeft bij zijn verweerschrift een kopie van het Turkse vonnis van de zwager van eiser overgelegd en een vertaling hiervan die is gegeven door een tolk tijdens het nader gehoor van eisers neef. In dit vonnis staat dat de zwager van eiser op 17 januari 2017 is aangehouden, op 31 juli 2017 is gearresteerd en dat aan eisers zwager een gevangenisstraf van negen jaar en twaalf maanden is opgelegd. Eiser heeft ter zitting op dit vonnis gereageerd en stelt hierover dat zijn zwager op 17 januari 2017 is aangehouden, daarna is geschorst uit hechtenis en op 31 juli 2017 is gearresteerd. Als eiser vanaf 17 januari 2017 al vast had gezeten had hij niet gearresteerd hoeven worden. Vanaf het moment dat eisers zwager is geschorst uit hechtenis, heeft hij ondergedoken gezeten. Eiser heeft daarbij geholpen met het bieden onderdak.
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister heeft mogen overwegen dat eiser wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over het verleende onderdak aan zijn zwager. Eiser heeft in eerste instantie tijdens het nader gehoor verklaard dat hij onderdak heeft verleend aan zijn zwager tot 22 december 2017 en vijftien dagen daarvoor.⁶ Later in datzelfde gehoor verklaart eiser dat hij vanaf 16 juli 2016 totdat zijn zwager werd opgepakt op 10 december 2017 onderdak heeft geboden.⁷ Dit zijn al tegenstrijdige verklaringen. Dat eiser verklaard heeft dat de periode tot 22 december 2017 ook de genoemde periode van 22 december en vijftien dagen daarvoor omsluit, maakt niet dat dit niet meer als tegenstrijdig gezien kan worden. Daarbij komt ook dat uit het door de minister overgelegde vonnis van de zwager van eiser blijkt dat hij in elk geval vanaf 31 juli 2017 niet meer in vrijheid verkeert. De verklaring van eiser dat hij tot 22 december 2017 onderdak heeft geboden aan zijn zwager kan daarom ook niet juist zijn. De zwager van eiser zat op dat moment immers al in strafrechtelijke detentie. De beroepsgrond slaagt niet.

Thuis verbleven, paspoort aangevraagd en probleemloos meerdere keren naar Istanbul

15. Eiser stelt dat hij duidelijk heeft verklaard over waarom de maffiosi niet bij hem thuis zijn langsgekomen, waarom hij een paspoort kon aanvragen en dat hij meerdere keren probleemloos naar Istanbul kon vertrekken. De maffiosi hebben namelijk eisers broertje wel bereikt en aan eisers broertje verteld dat zij weten dat eiser in het buitenland verblijft. Verder heeft eiser ook van een vriend vernomen dat de maffiosi ook bij hem langs zijn gekomen om te vragen naar eiser. Voor eiser is het volstrekt onbegrijpelijk dat het voor de minister niet duidelijk is waarop eiser dit baseert, aangezien hij dus duidelijk heeft aangegeven die informatie van zijn broertje en een vriend te hebben gekregen. Eiser is ook juist naar Istanbul gereisd om ervoor te zorgen dat hij niet ontdekt zou worden. Verder heeft
6 Zie nader gehoor, p. 6.
7 Zie nader gehoor, p. 13.
eiser legaal kunnen uitreizen met zijn paspoort en vermeld dat dit geregistreerd wordt, maar dat is algemene praktijk in Turkije.
16. De rechtbank is van oordeel dat de minister heeft mogen vinden dat eiser vaag en ontwijkend heeft verklaard over het feit dat de maffiosi niet bij eiser thuis zijn langs gekomen, hij een paspoort kon aanvragen en probleemloos naar Istanbul kon reizen. Eiser heeft pas voor het eerst in zijn zienswijze verklaard dat de maffiosi weten dat hij naar het buitenland is gegaan, dat zij bij een vriend zijn langsgegaan en op de hoogte zijn van de uitreisgegevens van eiser. Deze stelling heeft eiser verder op geen enkele wijze onderbouwd en eiser heeft ook niet kunnen verklaren waarom hij dit niet eerder heeft verteld. Daarbij komt dat de verklaring van eiser dat hij eerst nog twee-en-een-half jaar bij zijn eigen familie heeft gewoond voordat hij is vertrokken als tegenstrijdig kon worden aangemerkt met het beeld dat eiser heeft geschetst over dat hij gezocht wordt door de maffiosi. Eiser heeft over het feit dat de maffiosi niet bij hem thuis langs zijn gekomen, hij een paspoort kon aanvragen en kon reizen naar Istanbul enkel uitgelegd dat de maffiosi wel naar hem op zoek ging terwijl hij ondergedoken zat. Ze controleerden het werk van eiser en belden de moeder van eiser op haar mobiele telefoon.⁸ Verder verklaard eiser enkel waarom hij naar Istanbul is afgereisd en dat hij een paspoort in ontvangst heeft genomen, maar niet hoe hij dat probleemloos heeft kunnen doen terwijl hij gezocht werd door de maffiosi.⁹ De minister heeft deze verklaringen van eiser onbevredigend mogen vinden, eiser heeft immers meerdere kansen gehad om dit uit te leggen, maar hier geen gebruik van gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.

Vergelijkbare zaak autohandelaar

17. Eiser stelt dat hij voldoende duidelijk heeft uitgelegd waarom zijn situatie vergelijkbaar is met die van een andere autohandelaar. Zodra eiser door had dat dit voor de minister niet duidelijk was, heeft eiser hier meer uitleg over gegeven. De maffiosi zijn ook bij die autohandelaar langs geweest. Eiser heeft daarbij duidelijk uitgelegd waarom hem hetzelfde lot staat te wachten als die autohandelaar. De maffiosi dachten namelijk dat bij eiser geld te halen viel.
17. De rechtbank is van oordeel dat de minister mocht overwegen dat eiser niet goed heeft kunnen uitleggen waarom zijn zaak vergelijkbaar is met die van een andere autohandelaar. Eiser heeft een, door een journalist geschreven, tweet overgelegd waarin staat dat een autohandelaar is afgeperst door de maffiosi. Deze autohandelaar moest een bepaald bedrag betalen om vervolging te voorkomen. Eiser heeft echter op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken waarom deze situatie vergelijkbaar is met die van hem. Het is immers niet duidelijk wie de afpersers van die autohandelaar waren en of dat dezelfde personen waren waar eiser door stelt afgeperst te zijn. Daarbij komt dat deze autohandelaar een bedrag van drie miljoen euro heeft betaald aan de maffiosi, terwijl eiser heeft gesteld dat hij niet over zoveel vermogen beschikt. De vraag rijst dan waarom de maffiosi dan juist eiser afpersen, terwijl hij niet zoveel geld heeft. Eiser heeft hierover enkel verklaard dat de maffiosi eiser om vijfhonderdduizend dollar vroegen, terwijl ze de autohandelaar om drie miljoen dollar vroegen.¹⁰ De minister heeft deze verklaring onvoldoende mogen vinden.
8 Zie nader gehoor, p. 20.
9 Zie nader gehoor, p. 21.
10 Zie zienswijze, p. 6.
Hieruit blijkt immers nog steeds niet waarom juist eiser afgeperst zou worden. Omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn situatie vergelijkbaar is met die van de autohandelaar, kan niet worden aangenomen dat eiser hetzelfde lot staat te wachten als deze autohandelaar. De beroepsgrond slaagt niet.
Beleidswijziging
19. Eiser heeft ter zitting nog gesteld dat hij wordt benadeeld door de beleidswijziging die heeft plaatsgevonden op 1 december 2023 en de verandering van het groepenbeleid op 1 juli 2024. De minister heeft in het geval van eiser te laat een besluit genomen, dat is ook bevestigd door de rechtbank. Omdat al in maart 2024 op de asielaanvraag van eiser beslist had moeten worden, wordt eiser nu benadeeld door het nieuwe groepenbeleid dat op 1 juli 2024 is ingegaan. Dit was er niet geweest als de minister binnen de termijn een besluit had genomen. De minister heeft daarom in dit geval een zwaardere bewijslast om te motiveren waarom eiser niet benadeeld wordt door de te late beslissing. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 15 augustus 2024¹¹ heeft ook beslist dat de minister met de beleidswijziging te selectief heeft geput uit de landeninformatie als het gaat om de beleidswijziging van 1 december 2023.
19. De rechtbank oordeelt dat de uitspraak waar eiser naar verwijst geen doel treft. De situatie in die uitspraak is immers anders dan de situatie van eiser. In het geval van eiser heeft de minister namelijk, gezien bovenstaande overwegingen, mogen oordelen dat niet geloofwaardig is dat eiser problemen heeft ondervonden vanwege zijn banden met Gülen- aanhangers. In de uitspraak waar eiser naar verwijst is echter wel geloofwaardig geacht dat de vreemdeling (toegedichte) betrokkenheid heeft bij de Gülen-beweging. Dat eiser wordt benadeeld door de beleidswijziging en omdat het groepenbeleid is veranderd kan de rechtbank daarom niet volgen. Eiser heeft op geen enkele wijze gemotiveerd waarom deze uitspraak, dan wel het gewijzigde groepenbeleid, wel van toepassing zouden zijn op eiser en op welke manier eiser benadeeld wordt door het te late beslissen van de minister. De beroepsgrond slaagt niet.

Terugkeerbesluit

21. Omdat de minister gevolgd kan worden in het bestreden besluit en het asielmotief met betrekking tot de problemen die eiser stelt te hebben doordat hij Gülen-aanhanger is ongeloofwaardig geacht mochten worden, mag ook aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd worden. De beroepsgrond die eiser hiertegen heeft aangevoegd behoeft daarom geen bespreking meer.
Rechterlijke dwangsom
22. Eiser heeft op 3 april 2024 een beroep niet tijdig beslissen ingediend bij de rechtbank, omdat nog niet was beslist op zijn asielaanvraag. Dit beroep is op 17 mei 2024 gegrond verklaard door de rechtbank. De minister moest binnen acht weken na deze uitspraak een nader gehoor afnemen, per dag dat dit te laat is gebeurd krijgt eiser een dwangsom van € 100,- per dag. Deze termijn was op 12 juli 2024 afgelopen, terwijl het
nader gehoor heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2024. Eiser krijgt daarom een dwangsom van € 4.600,- (46 dagen x € 100,-).

Conclusie en gevolgen

23. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 4.600,- moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 november 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.