Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] ,
Inleiding
Overwegingen
Ten aanzien van (toegedichte) Gülen-aanhangers geldt aanvullend dat indien van geringe indicaties niet is gebleken, de IND de risico’s bij terugkeer beoordeelt in het licht van de diffuse en slechte situatie die gekenmerkt wordt door willekeur jegens (toegedichte) Gülen-aanhangers van de zijde van de Turkse autoriteiten.’ Verweerder heeft deze beleidswijziging onder andere gebaseerd op het ambtsbericht [5] waaruit volgens verweerder blijkt dat ten aanzien van Gülen-aanhangers de strafrechtelijke vervolging is afgenomen in intensiteit en dat de willekeur die voorheen prominent speelde bij de strafrechtelijke vervolging van Gülenisten niet in dezelfde mate aan de orde is.
1 december 2023 en dat verweerder nader dient te motiveren waarom de intensiteit van het vervolgen van Gülenisten is afgenomen. In het ambtsbericht staan namelijk onder andere de volgende passages: ‘
Het was lastig om verifieerbare informatie te vinden over de situatie van (vermeende) Gülenisten in Turkije, omdat hun beweging in dit land was verboden. (…) In Turkije kwamen mensen echter niet openlijk uit voor hun affiliatie met de Gülenbeweging. Derhalve bleef informatie over de situatie van (vermeende) Gülenisten schaars, verbrokkeld en anekdotisch van aard.’ [6] ‘
Gedurende de voorgaande twee verslagperiodes vonden er met regelmaat arrestaties op grotere of kleine schaal plaats van (vermeende) Gülenisten. Deze situatie bleef hetzelfde in de huidige verslagperiode.’ [7] In het ambtsbericht staat ook de volgende passage, waarop onder andere de beleidswijziging van 1 december 2023 gebaseerd lijkt te zijn: ‘
Desgevraagd gaven bronnen aan dat de vervolging van (vermeende) Gülenisten in de huidige verslagperiode in intensiteit was afgenomen in vergelijking met de periode vlak na de mislukte staatsgreep in juli 2016.’. Echter, in de laatste zin van dezelfde alinea staat het volgende: ‘
De bronnen konden de gestelde afname in intensiteit niet nader onderbouwen met concrete gegevens. Dit komt omdat er weinig verifieerbare informatie beschikbaar was omtrent de huidige situatie van Gülenisten (…).’ [8] Uit de aangehaalde passages lijkt dus niet eenduidig te volgen dat de intensiteit van vervolging van Gülenisten daadwerkelijk is afgenomen, mede omdat informatie hierover moeilijk te vinden is. Hierdoor is het niet duidelijk waarop de beleidswijziging van 1 december 2023 gebaseerd is. Verweerder dient dit nader te motiveren. De rechtbank is van oordeel dat dit leidt tot een zorgvuldigheidsgebrek in de besluitvorming. Onder andere hierdoor kan het geconstateerde gebrek onder rechtsoverweging 6 niet gepasseerd worden.
geen aangepaste bewijslastverdeling’ [onderstreping telkens door de rechtbank] geldt’ [9] , maar de rechtbank is van oordeel dat dit niet in lijn is met de kamerstukken die ten grondslag liggen aan de beleidswijziging. In de Kamerbrief van 5 maart 2024 [10] staat het volgende: ‘
Ommeer gewicht te geven aan een individuele beoordelingis het nodig omaf te stappen van een voorgeschreven lagere bewijslastin de vorm van ‘geringe’ of ‘beperkte’ indicaties. Het huidig risico- en kwetsbare minderheidsbeleid wordt beëindigd.’ en ‘
Gebeurtenissen uit het verleden worden uiteraard wel betrokken bij de beoordeling van het risico bij terugkeer, maar een geringe of beperkte indicatie isop zichzelf niet langereen bepalend (inwilligings-) criterium.’ [11] Hieruit blijkt dus dat sprake zal zijn van een meer individuele beoordeling, waarin afgestapt wordt van een voorgeschreven lagere bewijslast en waarin een geringe of beperkte indicatie niet langer een bepalend (inwilligings-) criterium is. Hierin ziet de rechtbank wel indicaties dat sprake is van een zwaardere bewijslast voor de vreemdeling en dit lijkt ook niet in lijn te zijn met paragraaf C2/2.4 van de Vc [12] . Nu er sprake lijkt te zijn van een zwaardere bewijslast, lijkt eiseres ook te zijn benadeeld door het nemen van het besluit op 1 juli 2024. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres geen nadeel heeft ondervonden door het nemen van het bestreden besluit op de dag van de beleidswijziging. Ook hierom kan het geconstateerde gebrek onder rechtsoverweging 6 niet gepasseerd worden.