Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer]
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
Rechtbank Den Haag
Op 18 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Kortrijk, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. Eiseres heeft haar aanvraag op 12 februari 2024 ingediend, en de termijn voor de beslissing was verstreken op 12 augustus 2024. Het beroep is tijdig ingediend op 20 september 2024, en de rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiseres heeft recht op verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442, en de rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.