ECLI:NL:RBDHA:2024:19141
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 18 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.W.C. van Geet, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank oordeelde dat de minister in gebreke was gebleven, aangezien de beslistermijn van 90 dagen, verlengd met drie maanden, was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres had haar aanvraag op 3 november 2023 ingediend en had de minister op 21 augustus 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Het beroep werd gegrond verklaard, en de rechtbank legde de minister een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens werd bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelde ook vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen had verbeurd en veroordeelde de minister tot betaling van de proceskosten van eiseres, die op € 437,50 werden vastgesteld, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.