ECLI:NL:RBDHA:2024:19135
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.J.P. Cats, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, die op 7 februari 2023 geen uitstel van vertrek heeft verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De minister heeft het bezwaar van de verzoeker bij besluit van 9 augustus 2024 ongegrond verklaard, waarop de verzoeker beroep heeft ingesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan hangende dit beroep.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 november 2024 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de rechtbank op 11 november 2024 al uitspraak heeft gedaan op het beroep van de verzoeker, onder zaaknummer NL24.34881. Hierdoor is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl en is bekendgemaakt op 20 november 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.