ECLI:NL:RBDHA:2024:18981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
NL24.43144
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting naar Tunesië en voortduren van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, een Tunesische nationaliteit hebbende persoon. Eiser had op 19 september 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij aanvoert dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen zicht op uitzetting naar Tunesië is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was en dat de beoordeling van het voortduren van de maatregel enkel betrekking heeft op de periode na 2 oktober 2024. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onterecht contact heeft opgenomen met de Tunesische autoriteiten na zijn asielaanvraag op 12 oktober 2024 en dat de maatregel van bewaring niet langer proportioneel is. Verweerder heeft echter gesteld dat er voldoende voortgang is in de uitzettingsprocedure en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd blijft. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om te concluderen dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en dat het zicht op uitzetting naar Tunesië niet ontbreekt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de maatregel van bewaring gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.43144

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 september 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 11 november 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2002 en de Tunesische nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 9 oktober 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 2 oktober 2024, rechtmatig was. [1] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 2 oktober 2024.
4. Eiser voert het volgende aan tegen de voortduring van de maatregel van bewaring. Verweerder had geen rapellen mogen verzenden op 18 oktober 2024 en 5 november 2024 naar de Tunesische ambassade voor een nieuwe LP [2] voor eiser. Eiser heeft namelijk vlak voor zijn geplande uitzetting van 12 oktober 2024 op dezelfde dag asiel aangevraagd. Verweerder mocht daarom na 12 oktober 2024 geen contact opnemen met de Tunesische autoriteiten, nu eiser voor diezelfde autoriteiten vreest en om die reden een asielaanvraag in Nederland heeft ingediend. Naar aanleiding van de asielaanvraag had verweerder daarnaast de grondslag van de maatregel van bewaring moeten wijzigen in die van artikel 59b van de Vw. Ook heeft verweerder na 11 oktober 2024 geen vertrekgesprek meer met eiser gevoerd. Verweerder handelt daarom onvoldoende voortvarend. Verder is geen sprake van zicht op uitzetting naar Tunesië. Tot slot is de voortduring van de maatregel volgens eiser in strijd met het evenredigheidsbeginsel en is de voortduring niet langer proportioneel.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft bij besluit op grond van artikel 3.1, tweede lid, onder e, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) van 12 oktober 2024 vastgesteld dat eisers opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Verweerder heeft daarom bepaald dat de uitzetting van eiser niet achterwege wordt gelaten. Dit besluit heeft tot gevolg dat de indiening van de opvolgende asielaanvraag op 12 oktober 2024 niet heeft geleid tot rechtmatig verblijf. Een wijziging van de grondslag van de maatregel van bewaring is daarom niet aan de orde.
6. Er is geen aanleiding om te concluderen dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Verweerder heeft sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure meerdere vertrekhandelingen verricht in het kader van eisers uitzetting naar Tunesië, waaronder het rappelleren bij de Tunesische autoriteiten op 18 oktober 2024 en 5 november 2024. Hij handelt daarmee voldoende voortvarend. Het enkele feit dat sinds 11 oktober 2024 geen vertrekgesprek heeft plaatsgevonden, leidt niet tot een ander oordeel. Uit het voortgangsrapport volgt verder dat de Tunesische autoriteiten opnieuw moeten beslissen over de afgifte van een LP, omdat geen gebruik is gemaakt van het eerder afgegeven reisdocument. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat het daarom op dit moment niet zinvol is om voor eiser een nieuwe vlucht naar Tunesië aan te vragen. Overigens is deze vertraging het gevolg van eisers verzet bij de eerder geplande uitzetting op 12 oktober 2024.
7. Niet is gebleken dat het zicht op uitzetting naar Tunesië in het algemeen of in het bijzonder voor eiser ontbreekt. Uit de eerdere procedures volgt dat, zoals ook opgemerkt in de voortgangsrapportage van verweerder, de Tunesische autoriteiten op 10 september 2024 eisers nationaliteit hebben bevestigd en eerder aan hem een LP hebben verleend. De enkele omstandigheid dat de Tunesische autoriteiten nu opnieuw zullen beslissen over de afgifte van een LP, rechtvaardigt niet de conclusie dat zij hiertoe niet bereid zullen zijn.
8. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak van 9 oktober 2024 geoordeeld dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om te volstaan met een lichter middel. Niet is gebleken van veranderde feiten of omstandigheden die aanleiding zouden moeten geven voor een ander oordeel. Het voortduren van de maatregel van bewaring is in zoverre dan ook niet onevenredig.
9. Ook overigens is er geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 november 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Met het kenmerk: ECLI:NL:RBDHA:2024:16390.
2.Laissez-passer.