ECLI:NL:RBDHA:2024:18977

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
NL24.31700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt van Somalische nationaliteit te zijn, diende op 9 maart 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft deze aanvraag op 15 juli 2024 afgewezen, met als reden dat de asielmotieven niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft verklaard dat hij in Ceel Cali, Zuid-Somalië, is geboren en dat hij vanwege geweld en discriminatie door lokale milities is gevlucht. De rechtbank heeft op 8 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat de minister de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld, met inachtneming van een taalanalyse die concludeert dat eiser niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap in Zuid-Somalië. De rechtbank stelt vast dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de elementen van eisers asielrelaas, zoals zijn identiteit en herkomst, niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij daadwerkelijk uit Zuid-Somalië komt en dat hij daar problemen zal ondervinden bij terugkeer.

De rechtbank wijst ook de stelling van eiser af dat hij gediscrimineerd wordt vanwege zijn stamafkomst. Hoewel de rechtbank erkent dat eiser discriminatie heeft ervaren, is de ernst daarvan niet zodanig dat het hem in aanmerking doet komen voor asiel. De rechtbank concludeert dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31700

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B. Anik),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn. Hij heeft op 9 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 15 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Tevens is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd waaruit blijkt dat hij binnen vier weken Nederland moet verlaten.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedatum] , tot zijn negende jaar te hebben verbleven in het dorp Ceel Cali in Zuid-Somalië en toen met zijn pleegouders te zijn verhuisd naar Jemen en Zeila in Somaliland, Noord-Somalië. In 2012 ging hij met zijn pleegmoeder weer naar Ceel Cali. Hij heeft Somalië in 2012 verlaten nadat vechtende milities Ceel Cali binnenkwamen om jonge jongens te rekruteren. Met hulp van anderen is eiser gevlucht en is hij in Ethiopië terechtgekomen. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij meerdere vormen van discriminatie heeft ervaren, omdat hij tot de minderheidsstam Gabooye behoort.

Het voornemen

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens het voornemen de volgende relevante elementen;
  • Nationaliteit, identiteit en herkomst;
  • De aanval door lokale milities in Ceel Cali;
  • Discriminatie en vernedering vanwege eisers stamafkomst.
De minister acht de Somalische nationaliteit en herkomst uit Somaliland (Noord-Somalië) geloofwaardig. Eisers identiteit en herkomst uit Ceel Cali (Zuid-Somalië) acht de minister naar aanleiding van de uitkomsten van een taalanalyse niet geloofwaardig. De aanval door lokale milities in Ceel Cali acht de minister geloofwaardig. De minister acht de discriminatie en vernedering vanwege stamafkomst eveneens geloofwaardig. Dat de rekrutering door de lokale milities te maken heeft gehad met eisers stamafkomst acht de minister niet geloofwaardig. De geloofwaardig geachte asielmotieven leiden volgens de minister er niet toe dat eiser als vluchteling moet worden beschouwd of dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor ernstige schade.
Het bestreden besluit
6. In het bestreden besluit is de geloofwaardigheid van het asielrelaas beoordeeld aan de hand van nieuwe werkinstructie WI 2024/6 (Geloofwaardigheidsbeoordeling asiel). De beoordeling aan de hand van deze werkinstructie leidt volgens de minister niet tot een ander standpunt dan is weergegeven in het voornemen. Ten aanzien van eisers identiteit en herkomst heeft de minister gesteld dat eisers verklaringen niet samenhangend en aannemelijk zijn bevonden. Eiser heeft verschillende aliassen opgegeven en daarom kan zijn identiteit en herkomst niet worden vastgesteld. Tevens heeft de minister verwezen naar het rapport van 28 april 2023 van de taalanalyse door Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), waarin is geconcludeerd dat eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap in Zuid-Somalië. Niet is komen vast te staan dat eiser in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd. Dat de rekrutering te maken heeft gehad met de stamafkomst acht de minister nog steeds niet geloofwaardig. Voorts heeft de minister overwogen dat de discriminatie vanwege eisers stamafkomst niet zo vergaand is dat er sprake is van vervolging in de zin van het Verdrag. De minister gaat ervan uit dat eisers herkomstgebied Zeila betreft. Daar heeft eiser geen persoonlijke problemen ondervonden. Daarom is het niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar Zeila problemen zal ondervinden vanwege de milities in Ceel Cali.
Ander kader geloofwaardigheidsbeoordeling
7. Eiser voert in de eerste plaats aan dat het onzorgvuldig is dat zijn asielrelaas in het voornemen is beoordeeld aan de hand van oude werkinstructie (WI) 2014/10 terwijl het in het bestreden besluit is beoordeeld aan de hand van de nieuwe
WI 2024/6. Door in het bestreden besluit een ander toetsingskader te hanteren - zonder dat eiser daarvan op de hoogte is gesteld - is eiser ten onrechte de mogelijkheid onthouden om hierop zijn zienswijze te geven. Op basis van andere regels heeft de minister een geloofwaardigheidsbeoordeling gemaakt. Dat is onzorgvuldig. Eiser had gehoord moeten worden naar aanleiding van de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat de minister sinds 1 juli 2024 een nieuwe werkinstructie heeft, WI 2024/6 ‘Geloofwaardigheidsbeoordeling
(asiel)’. Volgens WI 2024/6 stelt de minister in de beoordeling eerst de asielmotieven vast en ligt de nadruk op het staven van het asielmotief met documenten. Als een asielmotief niet met documenten wordt onderbouwd voert de minister een geloofwaardigheidsbeoordeling uit waarbij moet worden voldaan aan de cumulatieve voorwaarden voor het geloofwaardig achten van verklaringen van artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
7.2.
WI 2024/6 is van toepassing op het besluit van eiser dat op 15 juli 2024 is genomen, terwijl ten tijde van het voornemen WI 2014/10 van toepassing was.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling in het bestreden besluit toe te passen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat zowel in het voornemen als in het besluit dezelfde elementen geloofwaardig dan wel ongeloofwaardig zijn geacht op basis van dezelfde argumenten. In die zin valt dan ook niet in te zien dat eiser door deze beoordeling in zijn belangen is geschaad. Nu de uitkomst van de beoordeling in het besluit dezelfde is als de uitkomst in het voornemen bestond er evenmin aanleiding eiser te horen.
Meerdere aliassen
8. Eiser betwist dat hij verschillende namen heeft opgegeven tijdens de Dublinprocedure. Eiser heeft steeds dezelfde gegevens verstrekt, maar de Duitse autoriteiten hebben het verkeerd genoteerd. De minister heeft niet met stukken onderbouwd dat eiser van verschillende namen gebruik heeft gemaakt.
8.1.
De rechtbank is met de minister van oordeel dat er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit mag worden gegaan dat de Duitse autoriteiten de door of namens eiser opgegeven namen juist hebben genoteerd. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is daarin niet geslaagd.
Taalanalyse en geloofwaardigheid van eisers herkomst
9. Eiser voert aan dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door niet eerder dan na het voornemen de gemachtigde in het bezit te stellen van de taalanalyse. De taalanalyse dient buiten beschouwing te worden gelaten.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat het rapport van de taalanalyse dateert van 28 april 2023 en dat eisers gemachtigde dit rapport niet eerder heeft ontvangen dan na het voornemen van 17 mei 2024. De rechtbank acht deze gang van zaken - evenals de minister heeft erkend - onzorgvuldig. De rechtbank is echter van oordeel dat niet gebleken is dat eiser door deze gang van zaken in zijn belangen is geschaad. Zo heeft hij uitstel gekregen voor het indienen van de zienswijze en daarmee ook voldoende tijd gekregen voor een reactie op het rapport taalanalyse. Tevens heeft eiser niet verzocht om uitstel vanwege het uitvoeren van een contra-expertise, terwijl die mogelijkheid wel geboden zou kunnen worden indien eiser een verzoek daartoe zou hebben gedaan. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de taalanalyse buiten beschouwing moet worden gelaten.
10.1.
Eiser heeft verder toegelicht dat hij de uitkomst van de taalanalyse als zodanig niet betwist. Wel heeft hij een uitleg gegeven voor het feit dat hij zijn moedertaal minder goed spreekt. Dat eisers uitspraak niet overeenkomt met het Zuid-Somalisch heeft volgens eiser te maken met het feit dat hij negen jaar was toen hij uit Ceel Cali vertrok, hij na zijn negende jaar heeft geleefd in Zeila en Jemen en dat hij heeft gesproken met mensen die een ander taal spreken. Ook tijdens het werk sprak hij een andere taal dan zijn moedertaal. Op jonge leeftijd heeft hij meerdere dialecten en talen gesproken.
10.2.
De rechtbank stelt vast dat de minister ervan uitgaat dat eiser de Somalische nationaliteit heeft en dat hij behoort tot de Gabooye. De minister acht echter niet geloofwaardig dat eiser in Ceel Cali is opgegroeid en dat zijn herkomstgebied Zuid-Somalië betreft. Aan die conclusie heeft de minister een taalanalyse ten grondslag gelegd.
10.3.
De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. Door in het kader van het onderzoek naar de nationaliteit, dan wel naar het land of de plaats van herkomst van de desbetreffende vreemdeling, een taalanalyse te laten uitvoeren, komt de minister de vreemdeling tegemoet bij de voldoening aan de op hem rustende verplichting om de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken, als twijfel is gerezen aan de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst.
10.4.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat een advies van TOELT een deskundigenadvies is aan de minister ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. Het bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
10.5.
Uit de taalanalyse van TOELT volgt dat eiser eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Het is niet aannemelijk dat eiser hier langere tijd heeft verbleven. Op grond van zijn Somalisch is eiser te herleiden tot Noord-Somalië (Somaliland). Eiser heeft geen contra-expertise laten uitvoeren.
10.6.
Naar het oordeel van de rechtbank mag de minister op het rapport taalanalyse afgaan en heeft hij het niet ten onrechte aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd. Uit het rapport blijkt dat de taalanalist afkomstig is uit Zuid-Somalië, dat zijn moedertaal het Somalisch is en dat hij uitgebreid is getest en zich in staat heeft getoond om verschillende varianten van het Somalisch te beoordelen en te herleiden.
10.7.
De conclusie dat eiser waarschijnlijk te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Noord-Somalië (Somaliland), volgt, zo blijkt uit het rapport taalanalyse, op de vaststelling door de taalanalist dat eiser zich niet in staat toonde uitgebreide, correcte en gedetailleerde informatie te verschaffen over zijn gestelde herkomstgebied, eiser sprak wat ‘algemeen’ Arabisch, een taal waarmee eiser zijn herkomst uit Somalië niet aannemelijk kan maken, dat de uitspraak van eiser niet overeenkomt met het Zuid-Somalisch, dat eiser veel woorden en uitdrukkingen gebruikt die niet gangbaar zijn in Zuid-Somalië en ook dat de grammatica van de spraak van eiser niet overeenkomt met het Zuid-Somalisch zoals dat gesproken wordt in zijn gestelde herkomstomgeving.
10.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister op basis van de uitkomsten van de taalanalyse niet ten onrechte overwogen dat eiser zijn gestelde herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij heeft de minister ook in ogenschouw mogen nemen dat eiser gedurende zijn taalvormende jaren in Ceel Cali heeft gewoond, waardoor verwacht mag worden dat eiser het Zuid-Somalisch beheerst. De minister heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat eiser na zijn negende jaar op andere plaatsen heeft gewoond daar niet aan afdoet. Eiser heeft immers gesteld dat hij is opgegroeid bij zijn pleegouders die ook afkomstig zouden zijn uit Ceel Cali. Gelet hierop heeft de minister aan kunnen nemen dat ook zijn pleegouders Zuid-Somalisch spreken en dat Zuid-Somalisch de voertaal is. Eiser spreekt blijkens de taalanalyse een taal die overeenkomt met het Somalisch zoals dat gangbaar is in Noord-Somalië. Nu eiser zelf ook heeft verklaard langere tijd in Noord-Somalië te hebben gewoond, heeft de minister terecht overwogen dat aangenomen dient te worden dat Noord-Somalië (Somaliland) zijn daadwerkelijke herkomstgebied is.
Gelet op het bovenstaande heeft de minister niet ten onrechte de gestelde herkomst uit Zuid-Somalië ongeloofwaardig geacht.
Nu eisers beroepsgrond niet slaagt, bestaat er voor de rechtbank evenmin aanleiding om, zoals eiser heeft verzocht, de minister te verzoeken de taalanalist een uitspraak te laten doen over de vraag hoe een dialect zich ontwikkelt tot het negende levensjaar en hoeveel tijd er doorgaans verstrijkt voordat een dialect niet meer hoorbaar is.
Discriminatie vanwege stamachtergrond
11. Eiser stelt dat hij gediscrimineerd wordt vanwege zijn stamafkomst.
11.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser weliswaar vanwege zijn stamafkomst is gediscrimineerd, maar dat de ernst van de door hem ondervonden discriminatie niet zodanig is dat hij daarom in aanmerking komt voor een asielvergunning. Eiser heeft gewerkt, een inkomen kunnen verdienen en heeft toegang gehad tot scholing en gezondheidszorg. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door de discriminatie zo ernstig is beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren in Somalië.
Rekrutering
12. Eiser stelt dat hij vanwege zijn stamachtergrond bij terugkeer zal worden gerekruteerd door de lokale milities in Ceel Cali.
12.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet ten onrechte de vrees voor rekrutering bij terugkeer niet aannemelijk geacht. De minister kan immers als uitgangspunt nemen dat eiser niet afkomstig is uit Ceel Cali. In zijn eigen herkomstgebied in Noord-Somalië heeft eiser geen problemen in verband met rekrutering door milities ondervonden.
13. Gelet op het voorgaande heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef onder a of onder b, van de Vw 2000 en de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.