ECLI:NL:RBDHA:2024:18950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
NL24.30752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Libische vreemdeling met beroep op geloofwaardigheid en risicoprofielen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Libische vreemdeling, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag werd afgewezen op 29 juli 2024, omdat verweerder de gestelde problemen met gewapende groeperingen in Libië ongeloofwaardig achtte. Eiser, die in 2001 geboren is, heeft verklaard dat hij in Libië in de problemen is gekomen vanwege zijn vader, die werkte voor de regering van Qadhafi. Eiser vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Libië, maar verweerder vond zijn verklaringen niet samenhangend en aannemelijk.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder terecht de aanvraag als ongegrond heeft afgewezen. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om zijn claims te onderbouwen, en de rechtbank volgde verweerder in de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. Eiser had ook een beroep gedaan op artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een uitzonderlijke situatie die een verhoogd risico op ernstige schade zou rechtvaardigen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 15 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30752

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 29 juli 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming besluit

3. Eiser stelt van Libische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 2001. Hij heeft op 25 maart 2022 een asielaanvraag ingediend. Omdat eiser voordien in Oekraïne verbleef op basis van een studentenvisum, heeft hij tot en met 4 maart 2024 tijdelijke bescherming gehad op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Verweerder heeft eiser op 29 januari 2024 bericht dat hij na 4 maart 2024 verder gaat met de behandeling van de asielaanvraag.
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Libië in de problemen is gekomen en dat die problemen zijn begonnen in 2016. Eiser heeft verklaard over zijn vader, die werkte bij een bedrijf dat de regering van Qadhafi steunde. Eiser heeft begrepen dat zijn vader ook een aanhanger van Qadhafi was. Zijn vader is meegenomen en ontvoerd eind 2017. Eisers familie wist niet waar vader was. Daarna werd ook eisers familie gezocht en eiser vermoedt dat buren misschien hebben gezegd waar zij waren. Eiser verbleef op dat moment in Amerika. Toen hij terugkwam in Libië is hij met zijn moeder, broer en zus verhuisd naar zijn tante. Dat was in juni 2019. Daarna is hun huis verwoest door een gewapende groepering. Eiser stelt dat hij vanwege zijn familienaam gezocht wordt en hij vreest dat hij bij terugkeer zal worden vermoord.
5. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond omdat verweerder de gestelde problemen met gewapende groeperingen in Libië ongeloofwaardig acht. Verweerder heeft daaraan – onder meer – ten grondslag gelegd dat eiser geen enkel document heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas en dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
De geloofwaardigheidsbeoordeling
7. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel zouden vormen. Hij stelt dat hij zo uitvoerig mogelijk antwoord heeft gegeven op de vragen die hem zijn gesteld. Hij stelt daarbij dat hij uit zijn geheugen moest putten ten aanzien van een situatie waarin hij minderjarig was en waarbij hij niet direct betrokken was.
8. Verweerder heeft de gestelde problemen met gewapende groeperingen in Libië niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft uitvoerig en op inzichtelijke wijze [1] uiteengezet waarom hij vindt dat eiser niet samenhangend en aannemelijk heeft verklaard. Verweerder heeft daarbij als een van de redenen genoemd dat eiser summier heeft verklaard over het werk van zijn vader en wat precies de banden zijn tussen het bedrijf waar zijn vader werkte en de oude regering van Qadhafi. Verweerder heeft dat terecht aan eiser tegengeworpen. Verweerder heeft ook terecht opgemerkt dat eiser weinig heeft kunnen verklaren over de aanval op het bedrijf van zijn vader, over de periode tussen de aanval op het bedrijf en de ontvoering van zijn vader. Dat eiser stelt dat hij destijds minderjarig was, niet met politiek bezig was en ook niet direct betrokken was bij de problemen van zijn vader neemt niet weg dat verweerder eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij na zijn vertrek uit Libië geen pogingen heeft ondernomen om meer informatie te verkrijgen over wat destijds is voorgevallen, nu deze informatie de kern van het asielrelaas raakt. Bovendien heeft verweerder eiser ook gemotiveerd tegengeworpen dat eiser wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, en daarvoor heeft eiser geen plausibele verklaring gegeven.
Artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn [2]
9. Eiser heeft een beroep gedaan op artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Op grond van dat artikel kan ernstige schade bestaan uit willekeurig geweld in het kader van een internationaal of gewapend conflict.
10. Om te kunnen spreken van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn, moet sprake zijn van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] . Volgens vaste jurisprudentie [4] is hiervan slechts sprake in ‘the most extreme cases of general violence’.
11. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat in Libië geen sprake is van een algehele 15c-situatie waarin de enkele aanwezigheid van eiser al zou leiden tot een risico op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict.
12. Uit het arrest X en Yvan het HvJEU [5] en de uitleg hiervan van de Afdeling [6] volgt dat sprake kan zijn van een reëel risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict, indien de betreffende vreemdeling met individuele elementen aannemelijk kan maken dat hij een verhoogd risico daarop loopt. Dit is de zogenaamde ‘minder uitzonderlijke situatie’ en hierbij geldt een glijdende schaal: hoe meer willekeurig geweld er plaatsvindt, hoe minder individuele elementen nodig zijn om een risico op ernstige schade aan te nemen. Uit de uitspraak van de Afdeling blijkt dat daarbij geen drempel geldt voor de mate van willekeurig geweld. Bij individuele elementen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan leeftijd, gezondheidstoestand of handicap. De bewijslast voor deze individuele elementen ligt bij de vreemdeling. Als aan deze bewijslast voldaan is, is verweerder gehouden om het verhoogde risico op ernstige schade wegens willekeurig geweld gemotiveerd te beoordelen.
13. Eiser beroept zich op een dergelijke ‘minder uitzonderlijke situatie’. Eiser heeft aangevoerd dat hij verweerder heeft gewezen op de omstandigheden waarom hij heeft te vrezen voor zijn leven bij terugkeer naar Libië. Ter zitting heeft hij nader toegelicht dat hij – behorend tot de stam Warshefana en als zoon van een Qadhafi-loyalist – valt onder de voor Libië geldende risicoprofielen. Eiser vindt het onzorgvuldig van verweerder dat niet is doorgevraagd over zijn stamafkomst. Hij heeft ook verwezen naar informatie uit het jaarraport 2023 van Amnesty International en op een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 13 mei 2024. Verder heeft eiser gewezen op een in voorbereiding zijnd Algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken.
14. De risicoprofielen voor Libië zijn limitatief opgesomd in paragraaf C2/22.3.2 van de Vc [7] .
Gaddafi-loyalisten die voorafgaand aan vertrek uit Libië hun normale woonplaats hadden in gebieden waar milities en brigades die behoren tot de voormalige GNA de macht hebben, zijn als risicoprofiel genoemd. In paragraaf 22.3.2.1 is vervolgens vermeld dat de IND in ieder geval als Gadaffi-loyalisten beschouwt de vreemdelingen die behoren tot de volgende stammen: Warfalla, Warshefana, Si’an, Tarhuna, Tawergha’s, Gwelish, Mashashiya’s, Toearegs en Tobu’s.
Onder paragraaf C2/2.4 van de Vc is toegelicht dat het behoren tot een groep, aangemerkt als risicoprofiel, op zichzelf niet voldoende is voor vluchtelingschap of subsidiaire bescherming. Als een vreemdeling binnen een risicoprofiel valt, dan beoordeelt de IND de individuele omstandigheden van het geval, afgezet tegen de positie van de groep en algemene (veiligheidssituatie) in het land van herkomst. Aan de hand van de individuele omstandigheden zoals de persoonlijke omstandigheden, de verrichte activiteiten en eventuele eerdere gebeurtenissen, beoordeelt de IND of de vreemdeling een reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt of heeft gelopen.
15. Verweerder heeft in het bestreden besluit op goede gronden geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn afkomst een verhoogd risico loopt op ernstige schade vanwege willekeurig geweld. Eiser heeft in beroep voor het eerst gesteld dat hij tot de Warshefana behoort, maar heeft dit niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Tijdens het nader gehoor heeft de gehoormedewerker gevraagd tot welke stam eiser behoort. Eiser heeft toen geantwoord dat hij dat niet weet. De rechtbank acht het niet onzorgvuldig dat de gehoormedewerker op dat punt niet heeft doorgevraagd. Eiser heeft naast de door hem genoemde landeninformatie geen aannemelijke individuele omstandigheden gesteld waaruit een verhoogd risico kan worden afgeleid. Verweerder heeft de door eiser gestelde loyaliteit van zijn vader aan Qadhafi en de daaruit voortgevloeide problemen niet geloofwaardig geacht. Het beroep op de minder uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

16. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
17. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 15 november 2024, en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op de wijze zoals is voorgeschreven in Werkinstructie (WI) 2024/6
2.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011.
3.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie Europees Hof voor de Rechten van de Mens 17 juli 2008, N.A. tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2008:0717JUD002590407.
5.Arrest X en Y van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 november 2023, ECLI:EU:C:2023:843, zaaknummer C-125/22.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927.
7.Vreemdelingencirculaire 2000.