ECLI:NL:RBDHA:2024:18900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
NL:TZ:0000142507:B001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging voor uitgaven ten behoeve van een onderneming in Zuid-Afrika door betrokkene onder beschermingsbewind

In deze zaak verzoekt betrokkene, die onder beschermingsbewind staat, de kantonrechter om toestemming voor uitgaven ten behoeve van een bedrijf dat hij samen met zijn broer in Zuid-Afrika is begonnen. Eerdere verzoeken om machtiging voor uitgaven zijn afgewezen, met de mededeling dat toekomstige verzoeken die verband houden met het bedrijf niet meer zullen worden toegewezen. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat verdere uitgaven als onverantwoord worden beschouwd.

Betrokkene heeft als gevolg van militaire uitzendingen naar voormalig Joegoslavië een schotwond en ernstige PTSS opgelopen. Zijn goederen zijn onder bewind gesteld vanwege zijn geestelijke toestand. Ondanks eerdere goedkeuringen voor uitgaven, heeft betrokkene zonder overleg met de bewindvoerder een bedrijf in Zuid-Afrika opgericht, wat leidde tot een verzoek om machtiging voor nieuwe uitgaven. De bewindvoerder heeft bezwaar gemaakt, stellende dat betrokkene niet in staat is om een onderneming te leiden en dat de investeringen niet verantwoord zijn.

De kantonrechter oordeelt dat het schadevergoedingsbedrag dat betrokkene van Defensie heeft ontvangen bedoeld is voor zijn eigen ondersteuning en dat de bewindvoerder zorgvuldig met dit bedrag moet omgaan. De investering in een onderneming brengt risico's met zich mee en er is geen degelijk bedrijfsplan gepresenteerd. De kantonrechter concludeert dat de verzoeken niet in het belang van betrokkene zijn en wijst deze af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Toezicht
Locatie 's-Gravenhage
toezichtnummer
:
NL:TZ:0000142507:B001
CBM-nummer
:
BM30576
beschikkingsnummers
:
001 t/m 004
datum
:
15 november 2024

Beschikking van de kantonrechter

op verzoeken van:

[betrokkene] ,geboren te [geboorteplaats] , Bondsrepubliek Duitsland op [geboortedatum] 1974,wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,hierna te noemen: betrokkene,

tegen

Stichting Opmaat,Postbus 122, 5600 AC Eindhoven,Kamer van Koophandel-nummer 41091284,

hierna te noemen: de bewindvoerder.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de vier verzoeken (met bijlagen), ontvangen op 17 september 2024, 8 oktober 2024 (2) en op 4 november 2024.
De verzoeken zijn mondeling via Teams behandeld op 12 november 2024.

Feiten

Betrokkene heeft als gevolg van militaire uitzendingen naar oorlogsgebied in voormalig Joegoslavië (Bosnië) een schotwond in zijn enkel en ernstige PTSS-problematiek opgelopen.
Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 22 september 2017, verzonden op 25 oktober 2017, zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand, met aanstelling van de bewindvoerder. Betrokkene verbleef op dat moment in een beschermde woonvorm in [plaatsnaam] . In de medische verklaring werd melding gemaakt van een schizo affectieve stoornis en een verslaving. Een voorschot op een schadevergoeding van € 93.750 (uitkering Ereschuld) was grotendeels opgegaan aan verdovende middelen.
Bij beschikking van de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant van 7 augustus 2020 is een verzoek om machtiging om een vaststellingsovereenkomst aan te gaan met de Staat der Nederlanden (Staatssecretaris van Defensie) voor een nog aan betrokkene uit te keren bedrag van € 460.000 niet-ontvankelijk verklaard, omdat betrokkene wilsbekwaam werd geacht en de beslissing samen met de bewindvoerder zou kunnen nemen. Het bedrag is vervolgens aan betrokkene uitgekeerd.
Bij beschikking van de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant van 3 december 2020 is een opheffingsverzoek van betrokkene afgewezen.
Bij beschikking van de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant van 25 april 2022 zijn een opheffingsverzoek en een verzoek om de bewindvoerder in schade te veroordelen van betrokkene afgewezen.
Bij beschikking van de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant van 12 maart 2024 is een verzoek van de bewindvoerder om een factuur van Harmony Clinic Addiction & Psychiatric Care te Kaapstad (Zuid-Afrika) van € 24.000 (voor een behandeling van 24 weken) te betalen niet-ontvankelijk verklaard omdat betrokkene hierover zelf een beslissing zou kunnen nemen.
Betrokkene is samen met zijn broer naar Zuid-Afrika gereisd. Tijdens hun verblijf in Zuid-Afrika hebben zij besloten om een bedrijf te beginnen in Kaapstad, te weten een nachtwinkel en afhaalrestaurant. Er zijn een woning en een bedrijfsruimte gehuurd. Zij hebben hierover geen overleg gevoerd met de bewindvoerder. De bewindvoerder had voor het verblijf van betrokkene en zijn broer in Zuid-Afrika € 100.000 ter beschikking gesteld. Hiervan hebben zij € 60.000 gebruikt om het bedrijf te beginnen.
Op 7 augustus 2024 heeft de bewindvoerder een verzoek bij de kantonrechter ingediend om de beschikkingsbevoegdheid van betrokkene naar “nee” te veranderen en om machtiging te verlenen voor de aanschaf van meubelen voor de inrichting van de woning en apparatuur voor het bedrijf in Zuid-Afrika (totaalbedrag € 24.811,25). Bij beschikking van 8 augustus 2024 van de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant is het verzoek toegewezen, onder de voorwaarde dat dit de laatste investering is voor de onderneming van de broer van betrokkene.
Bij beschikking van 20 augustus 2024 van de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant is machtiging verleend voor een vliegreis naar Zuid-Afrika van betrokkene en zijn broer (€ 2.181,36) en verblijf aldaar in een hotel (€ 1.345). De kantonrechter heeft de volgende motivering gegeven:
“Eventuele volgende machtigingsverzoeken met betrekking tot de onderneming en/of de broer van betrokkene zullen kritisch worden beoordeeld, waarbij niet meer als reden kan gelden dat anders de investering in de onderneming verloren gaat. In beginsel zal er geen machtiging meer worden verleend voor uitgaven aan de onderneming en/of broer.”
Bij twee beschikkingen van 5 september 2024 van de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant is machtiging verleend om de huur van de woning en de bedrijfsruimte in Zuid-Afrika voor een jaar vooruit te betalen (in totaal € 25.500).
Bij brief van 5 september 2024 heeft de rechtbank Oost-Brabant het dossier van betrokkene naar deze rechtbank verhuisd omdat uit de Basisregistratie Personen was gebleken dat betrokkene woonachtig was in Den Haag, waardoor de rechtbank Oost-Brabant niet langer bevoegd was.

Verzoek, grondslag en verweer

Betrokkene vraagt machtiging voor de volgende uitgaven:
  • Mzansi Industrial Restaurant Suppliers, Cape Town R 427,975.00
  • Turquoise Turkish Grocer, Cape Town R 603,592.65
  • Idah Construction (Pty) Ltd, Cape Town R 205,579.75
  • Procar Auto Cape Town R 402,500.00
  • Overname aandelen van Resat Onur Er R 100,000.00
  • PhilPro Business Services, Vredekloof
Totaal: R 1,756,567.40
Het totaalbedrag van R 1,756,567.40 staat (ongeveer) gelijk aan € 91.745,92.
Aan deze verzoeken wordt, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Betrokkene verbleef in Eindhoven. Hij was vier jaar dakloos. Hij is bij zijn broer in Den Haag gaan wonen. Met hulp van zijn broer is betrokkene naar een afkickkliniek in Zuid-Afrika gegaan om van zijn verslaving af te komen. Nu is betrokkene stabiel. Tijdens hun verblijf in Zuid-Afrika hebben zijn broer en hij besloten om een bedrijf te beginnen in Kaapstad. Dit is een goede dagbesteding voor betrokkene om terugval in zijn verslaving te voorkomen en hiermee kan hij ook een eigen inkomen verwerven. Met toestemming van de kantonrechter in Eindhoven zijn een woning en een winkel gehuurd en is de huur voor een jaar vooruit betaald. Het bedrijf betreft een kleine avondwinkel met afhaalrestaurant en daarnaast een Uber taxi service. Zonder de gevraagde uitgaven is het onmogelijk om het bedrijf goed te starten. De reeds gedane investeringen zouden voor niets geweest zijn en er zou faillissement volgen.
De eerste twee facturen betreffen de voorraad van de winkel en het afhaalrestaurant. De derde factuur is de verbouwing van de winkel die reeds heeft plaatsgevonden. Het gaat daarbij met name om het plaatsen van koelinstallaties. De vierde factuur betreft de aanschaf van een Mercedes die nodig is voor eigen vervoer en Uber diensten waar extra inkomsten mee gegenereerd kunnen worden. Betrokkene wil verder de aandelen in de vennootschap (Reverse Marketing and Event Management (Pty) Ltd) overnemen van de vorige eigenaar zodat betrokkene volledig eigenaar wordt. Ten slotte verzoekt betrokkene om de rekening van de accountant te mogen betalen.
De bewindvoerder voert, samengevat, het volgende verweer.
Aan het afreizen naar Zuid-Afrika om betrokkene te helpen bij het beëindigen van zijn verslaving heeft de bewindvoerder meegewerkt. Betrokkene heeft immers voldoende geld en dit plan was in het belang van betrokkene.
Het plan om een onderneming in Zuid-Afrika te beginnen heeft echter zonder overleg met de bewindvoerder plaatsgevonden. Geld dat in verband met het verblijf in Zuid-Afrika was overgemaakt bleek voor andere doeleinden gebruikt te zijn. Van de onderbouwde € 100.000,- die aan betrokkene was overgemaakt, was ongeveer € 60.000,-- geïnvesteerd in de onderneming. Betrokkene is niet in staat om een onderneming te leiden. Het lijkt hier met name te gaan om een onderneming van zijn broer, maar omdat alles in naam van betrokkene gebeurt loopt die het risico. Het huidige saldo op de beheer- en spaarrekening is € 267.000,-.

Beoordeling

Vooropgesteld moet worden dat het schadevergoedingsbedrag dat betrokkene van Defensie heeft ontvangen een bedrag is dat voor hemzelf bedoeld is en om hem de rest van zijn leven te ondersteunen. Dit betekent dat de bewindvoerder met beleid met dit bedrag dient om te gaan. Vaak worden bedragen als deze gebruikt om bijvoorbeeld een woning aan te kopen voor de betrokkene, om zo een woonplek te garanderen, de woonlasten te beperken en de waarde van de investering te behouden.
De investering in een nieuw op te richten onderneming brengt in de regel meer risico’s met zich. Voordat tot een dergelijke investering zal kunnen worden overgegaan zal eerst een behoorlijk bedrijfsplan opgesteld dienen te worden, zodat enerzijds duidelijk is welke (totale) investering nodig is en anderzijds ingeschat kan worden welke risico’s met deze investering worden gelopen. In dit geval is van een dergelijk bedrijfsplan nooit sprake geweest. De plannen zijn opgezet zonder de bewindvoerder daarover te informeren.
Verder is het zeer de vraag of deze onderneming wel door betrokkene geleid zal kunnen worden. Betrokkene kan volgens zijn broer niet alleen worden gelaten en zal in de onderneming geen daadwerkelijke functie verrichten. Het plan is om voor de dagelijkse werkzaamheden ander personeel in te zetten. Het lijkt er daarom meer op dat zijn broer deze onderneming gaat leiden. Zijn broer heeft verklaard dat hij zijn baan in Nederland heeft verloren en een groot deel van de tijd in Zuid-Afrika zal verblijven. Hij is ook degene die de Uber gaat rijden, want betrokkene heeft op dit moment geen geldig rijbewijs.
Inmiddels is besloten om betrokkene niet langer wilsbekwaam te achten. Dit betekent dat de bewindvoerder alleen nog grotere uitgaven kan doen met toestemming van de kantonrechter. De kantonrechter is er niet van overtuigd dat de nu voorliggende uitgaven verantwoord zijn. Volgens betrokkene, zijn broer en zijn accountant moeten deze verzoeken toch worden toegewezen omdat de eerdere investeringen anders verloren gaan en er een faillissement zal volgen. Dit zou betekenen dat er nooit een einde zou kunnen komen aan een financieel onverstandig plan en dat het schadevergoedingsbedrag van Defensie alleen nog maar verder zal afnemen. Deze situatie, waarin steeds weer nieuwe, te betalen bedragen opkomen, is echter met name het gevolg van een niet goed doordacht bedrijfsplan. Door de kantonrechters bij de rechtbank Oost-Brabant is al gewaarschuwd dat nieuwe uitgaven voor de onderneming zeer kritisch zouden worden bekeken.
De kantonrechter is, gelet op de ontvangen informatie, van oordeel dat het niet in het belang van de betrokkene is om de machtiging te verlenen. De verzoeken zullen daarom worden afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.