Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.In dit geval heeft Nederland op 6 november 2023 bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 14 december 2023 afgewezen. Vervolgens heeft Nederland op 13 november 2023 aan Duitsland gevraagd om het verzoek om terugname opnieuw te beoordelen. Duitsland heeft het verzoek op 16 november 2023 op grond van artikel 18, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening aanvaard.
Kan ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
5. Eiseres stelt dat de staatssecretaris ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland. Eiseres meent dat er concrete aanwijzingen zijn dat Duitsland ernstige tekortkomingen vertoont in de asielprocedure en opvangvoorzieningen en wijst naar het AIDA-rapport van 8 april 2022 (p. 46 e.v.). Hieruit volgt dat er geen goede toegang is tot rechtsbijstand voor asielzoekers in Duitsland. Verder stelt eiseres dat de leefomstandigheden in de asielzoekerscentra niet voldoen aan de vereisten van de Procedurerichtlijn. Eiseres stelt zich verder, onder verwijzing naar een website, op het standpunt dat vluchtelingen, met name moslims, in Duitsland steeds vaker met racisme en daarmee samenhangend geweld geconfronteerd worden. Ook wijst eiseres op en aantal xenofobe misdaden. De staatssecretaris gaat er ten onrechte van uit dat eiseres zich had moeten wenden tot de daartoe aangewezen autoriteiten indien Duitsland zich niet houdt aan de verschillende richtlijnen. Dit gezien het ontbreken van rechtshulp, de taalbarrière en het gebrek aan een sociale kring. Eiseres stelt dat er bij overdracht aan Duitsland sprake is van een schending van artikel 3 van het EVRMen artikel 4 van het Handvest. De staatssecretaris moet nader onderzoek doen naar de positie van Duitse Dublinterugkeerders.
6. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in het algemeen van uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts, ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, afgeweken indien eiseres aannemelijk maakt dat ernstig moet worden gevreesd dat het asiel- en opvangsysteem in Duitsland dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest. Van een schending van artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo.
7. Eiseres is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De staatssecretaris heeft gewezen op de Afdelingsuitspraak van 8 november 2023waarin is geoordeeld dat ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank overweegt dat uit het AIDA-rapport van 2022 niet blijkt dat er ten aanzien van Dublinterugkeerders sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. In dit rapport staat dat er geen meldingen zijn van Dublinterugkeerders die te maken hebben gehad met moeilijkheden nadat zij waren overgedragen. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat eiseres niet heeft onderbouwd dat de omstandigheden voor Dublinterugkeerders zo slecht zijn dat eiseres gezien het arrest Jawo niet naar Duitsland teruggestuurd zou mogen worden.
8. Verder overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat het gegeven dat asielzoekers in Duitsland niet automatisch worden voorzien van kosteloze rechtsbijstand niet zonder meer betekent dat de Duitse asielprocedure in strijd is met de geldende wet- en regelgeving. Uit artikel 19 en verder van de Procedurerichtlijn volgt niet dat iedere vreemdeling onvoorwaardelijk recht heeft op kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging in asielprocedures, zowel in eerste aanleg als in beroepsprocedures. Artikel 20, eerste lid, van de Procedurerichtlijn bepaalt dat gratis rechtsbijstand mogelijk moet zijn in geval van een beroepsprocedure. Artikel 20, tweede lid, van de Procedurerichtlijn bepaalt dat lidstaten kunnen voorzien in rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging in de asielprocedure in eerste aanleg. Van een verplichting daartoe is geen sprake. Voorts biedt artikel 20, derde lid, van de Procedurerichtlijn lidstaten expliciet de mogelijkheid om geen kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te bieden wanneer het beroep volgens de rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit geen reële kans van slagen heeft. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat Duitsland in strijd handelt met deze richtlijn en dat eiseres in Duitsland een effectief rechtsmiddel wordt onthouden. Verder heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat uit het AIDA-rapport niet blijkt dat het feit dat dezelfde rechter die uitspraak doet over de rechtsbijstand als in de asielzaak zelf, maakt dat gesproken kan worden over een bevooroordeelde rechter en waardoor sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris ervan uitgaan dat ook de Duitse rechters zich houden aan hun rechten en plichten.
9. Voorts overweegt de rechtbank dat, hoewel uit de door eiseres overgelegde informatie volgt dat sprake is van discriminatie (vreemdelingenhaat) in Duitsland, niet is gebleken dat eiseres als vreemdeling of moslim slachtoffer is geworden van stelselmatige dan wel wetmatige discriminatie of geweld waartegen de Duitse autoriteiten geen bescherming kunnen bieden. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres zich in geval van problemen, zowel met betrekking tot de asielprocedure, de opvangvoorzieningen als discriminatie, tot de (hogere) autoriteiten in Duitsland kan wenden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor haar niet is of dat de Duitse autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen, of dat vragen om hulp bij voorbaat zinloos is.
Is er sprake van een afhankelijkheidsrelatie ex artikel 16 van de Dublinverordening?
10. Eiseres stelt dat de afhankelijkheid voortkomt uit emotionele en financiële banden met haar ouders, die momenteel in Nederland verblijven. Eiseres stelt dat deze afhankelijkheid een wezenlijk onderdeel van haar welzijn is en dient te worden erkend in het kader van artikel 16 van de Dublinverordening. Eiseres stelt onder verwijzing op het arrest K. t. Oostenrijk van het Hof van Justitie van de Europese Uniedat de interpretatie van de afhankelijkheidsrelatie door de staatssecretaris mogelijk strijdig is met het Unierecht. De schriftelijke verklaring van de wens tot behoud van het gezinsverband die door eiseres en haar familieleden is ingediend dient als concreet bewijs van de verlangde vereniging met het gezin.
11. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat er in het geval van eiseres geen sprake is van afhankelijkheid als bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening. Ten aanzien van de procedure van de vader, moeder en broertjes van eiseres heeft de staatssecretaris toegelicht dat in november 2023 is gestart met de eerste gehoren en dat de asielprocedure in de beginfase zit. Er is nog geen voornemen of besluit genomen. De rechtbank stelt vast dat er derhalve geen sprake is van wettig verblijf. Daarnaast komt de afhankelijkheid niet voort zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of een hoge leeftijd. Verder stelt de rechtbank vast dat eiseres aanvoert dat mogelijk in strijd met artikel 16 van de Dublinverordening wordt gehandeld, maar dat zij verder niet nader heeft onderbouwd waarom het beroep op het arrest K. t. Oostenrijk van het Hof van Justitie van de Europese Unie meebrengt dat in casu geoordeeld zou moeten worden dat er daadwerkelijk in strijd met artikel 16 van de Dublinverordening wordt gehandeld, en dat zij dit in de gronden en ook ter zitting niet nader heeft onderbouwd. De staatssecretaris heeft daarom terecht gesteld dat daarom niet is onderbouwd hoe dit arrest zich verhoudt tot de situatie van eiseres. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres bij haar gezin wenst te blijven, slaagt het beroep op artikel 16 van de Dublinverordening gelet op het voorgaande niet.
Is er sprake van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan de staatssecretaris de asielaanvraag aan zich had moeten trekken?
12. Eiseres stelt dat de staatssecretaris, naast het bijeenhouden van het gezin, de bijzondere omstandigheid dat eiseres tegen haar wil in gescheiden is van haar gezin en dat zij zonder haar gezin Duitsland moest verlaten, niet in de boordeling van de onevenredige hardheid heeft betrokken.
13. Een lidstaat kan, op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, besluiten een bij hem ingediende asielaanvraag van een onderdaan van een derde land te behandelen, ook al is hij daartoe niet verplicht. De staatssecretaris gebruikt deze bevoegdheid in ieder geval indien bijzondere, individuele omstandigheden maken dat overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt.Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de staatssecretaris heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de staatssecretaris terughoudend.
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in de gezinsband tussen eiseres en haar vader, moeder en broertjes geen aanleiding heeft hoeven zien om gebruik te maken van de bevoegdheid gegeven in artikel 17 van de Dublinverordening. Weliswaar blijkt onder meer uit de preambule dat de Dublinverordening beoogt waarborgen te bieden voor het familie- en gezinsleven en de belangen van het kind, maar dit verplicht de staatssecretaris niet zonder meer in het enkele bestaan van gezinsbanden – die niet door de Dublinverordening in de artikelen 8, 9, 10, 11 en 16 worden beschermd – aanleiding te zien de behandeling van een aanvraag onverplicht aan zich te trekken. De staatssecretaris heeft daarbij verwezen naar de Afdelingsuitspraak van 25 augustus 2016.De staatssecretaris heeft dan ook in redelijkheid kunnen stellen dat de enkele gestelde gezinsbanden geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de staatssecretaris gebruik dient te maken van deze discretionaire bevoegdheid. Dat eiseres bij de rest van het gezin dat in Nederland in de asielprocedure zit wil blijven is weliswaar begrijpelijk, maar de staatssecretaris heeft echter kunnen overwegen dat niet is gebleken dat sprake is van een gezinsleven of duurzame relatie, omdat eiseres is gescheiden van de rest van het gezin tijdens de reis vanaf Turkije en omdat eiseres ook enige tijd zonder het gezin in Duitsland heeft verbleven. Zij heeft in die zin dus een periode geen deel uitgemaakt van het kerngezin. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat zij zichzelf niet zelfstandig kan handhaven. Ook kan zij contact blijven onderhouden met de rest van het gezin. Ook in de stelling van eiseres dat zij een jonge ongehuwde vrouw is en geen sociale kring in Duitsland heeft, heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheid hoeven zien waardoor overdracht leidt tot onevenredige hardheid, nu dit geen bijzondere, individuele omstandigheid is. Ook heeft eiseres de gestelde kwetsbaarheid verder niet onderbouwd.