Uitspraak
1.ECLI:EU:C:2021:127.
Medische situatie
Lichter middel
2.ECLI:NL:RVS:2022:28.
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Iraanse eiseres. De eiseres, geboren in 1965, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 30 oktober 2024 is genomen. De minister heeft de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de openbare orde dit vorderde en de noodzakelijke documenten voor terugkeer naar Duitsland voorhanden waren of binnenkort beschikbaar zouden zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet heeft meegewerkt aan haar terugkeer naar Duitsland, waar zij een verblijfsrecht heeft. Tijdens de zittingen op 29 augustus en 27 september 2024 heeft de eiseres verklaard absoluut niet terug te willen naar Duitsland. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft aangetoond dat de maatregel van bewaring rechtmatig is opgelegd, ondanks de medische omstandigheden van de eiseres. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de zorg in de maatschappij en dat de omstandigheden van de eiseres niet maken dat de maatregel onevenredig bezwarend is.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de minister niet had kunnen volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht, omdat de eiseres geen blijk heeft gegeven van de intentie om zelfstandig naar Duitsland te vertrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 november 2024, en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.