Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Zicht op uitzetting
Lichter middel
Termijnoverschrijding
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de voortduren van de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser, die van Algerijnse nationaliteit is. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L. Soedamah, heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 29 mei 2024 door de minister van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was voor het onderzoek van de zaak.
Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, aangezien hij al 84 dagen in bewaring zit zonder zicht op uitzetting. Hij heeft ook gesteld dat de maatregel niet verenigbaar is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, en dat hij detentieongeschikt is vanwege ernstige psychische en fysieke klachten. De minister heeft echter betoogd dat er nog steeds zicht is op uitzetting en dat eiser niet heeft meegewerkt aan zijn vertrek uit Nederland.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende zicht op uitzetting is en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij detentieongeschikt is en dat de medische zorg in het detentiecentrum adequaat is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 augustus 2024.