ECLI:NL:RBDHA:2024:18857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
NL23.5094
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een mvv-aanvraag op basis van gezinsleven en afhankelijkheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag werd afgewezen op 29 september 2021, en het bezwaar van eiseres werd op 7 februari 2023 ongegrond verklaard. Eiseres, die de moeder is van referent, stelde dat er sprake was van gezinsleven en dat de minister niet alle relevante feiten en omstandigheden had betrokken bij zijn beoordeling. De rechtbank heeft op 3 september 2024 de zaak behandeld, waarbij referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister bij zijn beoordeling van het gezinsleven alle relevante feiten en omstandigheden heeft gewogen. De minister oordeelde dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid waren die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen, en dat er daarom geen sprake was van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank volgt de minister in zijn oordeel dat de emotionele en financiële banden tussen eiseres en referent niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van bijzondere afhankelijkheid. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.5094
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (gemachtigde: mr. J. Vreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’ (referent).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 29 september 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eiseres, A. Abdel Rahman als tolk en de gemachtigde van de minister.

Besluitvorming

2. Referent is geboren op [1993] en heeft de Jemenitische nationaliteit. Hij heeft op 20 januari 2021 een mvv aangevraagd voor zijn moeder, eiseres. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 29 september 2021 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing.
2.1.
Met het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de mvv-aanvraag gehandhaafd, omdat referent niet valt onder het jongvolwassenebeleid en er tussen referent en eiseres geen sprake is van ‘more than normal emotional ties’. Volgens de minister is er daarom ook geen sprake van gezinsleven
zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM¹. De minister heeft in het bestreden besluit een belangenafweging gemaakt en geoordeeld dat het belang van de Staat zwaarder weegt dan het belang van eiseres en referent.

Beoordeling door de rechtbank

3. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 27 maart 2024 een uitspraak gedaan over de beoordeling van het familie- en gezinsleven bij meerderjarige kinderen en diens ouders.² De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat die beoordeling ziet op de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Er moet een op het specifieke geval toegespitste beoordeling worden gemaakt van alle door de vreemdeling aangedragen feiten en omstandigheden die kunnen maken dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Hierbij mag niet enkel worden betrokken of er sprake is van medische afhankelijkheid. Ook elementen als financiële en materiele afhankelijkheid, banden met het land van herkomst, de emotionele afhankelijkheid en de samenwoning van de betrokkene moeten worden betrokken. De Afdeling heeft verder geoordeeld dat indien er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn, het niet nodig is om een belangenafweging te maken.
4. Tussen partijen is in geschil of de minister bij de beoordeling van het gezinsleven alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken. Tussen partijen is niet in geschil dat indien er geen gezinsleven is, de minister geen belangenafweging had hoeven maken. De rechtbank zal hieronder ingaan op de beroepsgronden die zijn aangevoerd.
Samenwoning, leeftijd en vlucht
5. Volgens eiseres is in de eerste plaats van belang dat referent ten tijde van het vertrek (door zijn leeftijd) nog gezinsleven had, zij altijd hebben samengewoond en voor elkaar hebben gezorgd en dat het gezinsleven onvrijwillig is verbroken door de vlucht van referent. Eiseres heeft in beroep ook gewezen op de leeftijd van referent ten tijde van zijn (gedwongen) vertrek uit Jemen en zijn leeftijd op het moment van de onderhavige aanvraag. Daarbij vindt eiseres van belang dat referent het enig kind is van zijn moeder, hetgeen de banden al sterker dan normaal maakt tussen een ouder en kind.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat referent 23 jaar was toen hij vluchtte uit Jemen en 27 jaar was toen hij de huidige aanvraag deed. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet worden ingezien waarom die leeftijd had moeten leiden tot een andere beoordeling door de minister. Daarnaast is in deze procedure niet in geschil dat referent niet valt onder het jongvolwassenenbeleid. De vraag of er sprake is van een vrijwillig vertrek of van een onvrijwillige vlucht, kan in het kader van dat jongvolwassenenbeleid een rol spelen. Nu daarvan geen sprake is en referent niet heeft toegelicht of onderbouwd waarom in zijn geval desalniettemin rekening gehouden zou moeten worden met zijn onvrijwillige vlucht, gaat de rechtbank voorbij aan wat daarover in de gronden is opgenomen.
1. Het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.
5.2.
Dat in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat een enig kind een sterkere band heeft met zijn moeder dan anders het geval is, is op geen enkele manier geconcretiseerd of onderbouwd. De rechtbank volgt dit betoog dan ook niet.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht de minister verder overwegen dat de omstandigheid dat referent tot zijn vertrek uit Jemen in 2016 bij eiseres heeft gewoond (en er sprake was van gezinsleven), op zichzelf niet voldoende is om aan te nemen dat er tussen hen sprake is van een bijzondere afhankelijkheid die uitstijgt boven de gebruikelijke banden tussen ouders en hun meerderjarige kind. De rechtbank volgt ook de overweging van de minister dat volwassenen immers met elkaar kunnen samenwonen en zorgtaken voor elkaar kunnen verrichten, zonder dat zij meer dan gebruikelijk afhankelijk zijn van elkaar.
5.4.
De minister heeft er in dit verband ook op mogen wijzen dat is gebleken dat referent in Nederland onderwijs heeft gevolgd en parttime werkt waaruit blijkt dat hij in staat is te functioneren in het dagelijks leven. Het verantwoordelijkheidsgevoel van referent en zijn hulpbereidheid naar eiseres toe maakt niet dat sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen.
Financiële steun
6. Eiseres heeft aangevoerd dat referent inderdaad zijn moeder financieel steunt. Weliswaar weegt de minister dat mee in het voordeel van eisers, maar meent de minister ten onrechte dat dit op afstand kan worden voortgezet. Immers, de feitelijke situatie is een gevolg van een onvrijwillige vlucht en scheiding.
6.1.
Voor het beroep op de onvrijwillige vlucht en scheiding verwijst de rechtbank naar wat hierover in rechtsoverweging 7.1. is overwogen. Verder heeft de minister gemeend dat het feit dat eiseres afhankelijk is van de financiële ondersteuning van referent, niet maakt dat er hierdoor sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Bovendien heeft de minister overwogen dat niet valt in te zien waarom deze financiële ondersteuning niet op afstand, vanuit Nederland, voortgezet zou kunnen worden, nu referent dit al doet sinds zijn vertrek uit Jemen in 2016. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder.
Asielgerelateerde omstandigheden
7. Eiseres heeft erop gewezen dat sprake is van medische klachten en dat zij in een vreemd land verblijft zonder enig recht, steun of netwerk. De minister is ook daar ten onrechte niet op ingegaan omdat dit het gevolg is van asielgerelateerde omstandigheden en die volgens de minister niet worden meegewogen. Dat standpunt kan eiseres niet volgen, omdat het de taak van de minister is alle feiten te betrekken in de beoordeling. Voor zover de minister weigert om feiten te betrekken omdat er een alternatief zou zijn door te verblijven in Jemen dan moet het mogelijk zijn om de houdbaarheid van die tegenwerping door de minister te bespreken.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat nergens uit blijkt dat de minister meent dat eiseres naar Jemen zou moeten vertrekken. Daarop gaat de rechtbank dus verder niet in. Ten aanzien van de vraag of verweerder ook de asielgerelateerde feiten moest betrekken in haar beoordeling, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is. Zoals de Afdeling recentelijk opnieuw heeft geoordeeld³, kunnen asielgerelateerde omstandigheden een rol
3 Uitspraak van 10 september 2024 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,
spelen bij de belangenafweging die in het kader van artikel 8 van het EVRM moet worden gemaakt. In dit geval ligt eerst ter beoordeling voor of sprake is van gezinsleven. Nergens uit volgt dat in dat kader rekening moet worden gehouden met asielgerelateerde omstandigheden. Zoals gezegd, kunnen die omstandigheden worden meegewogen in de belangenafweging, waaraan de rechtbank pas toe komt als komt vast te staan dat sprake is van gezinsleven.
7.2.
De minister heeft in het briefverweer nog overwogen dat het begrijpelijk is dat referent zich zorgen maakt om de veiligheid van eiseres vanwege haar illegale verblijf in Egypte, dat hij zich voor haar verantwoordelijk voelt en dagelijks contact met haar onderhoudt. De minister heeft echter ook in het bestreden besluit overwogen dat eiseres ervoor heeft gekozen naar Egypte te gaan, mede om medische behandeling te krijgen. Dat zij deze niet krijgt omdat zij illegaal in Egypte verblijft en dat referent de behandelingen aldaar niet kan bekostigen, maakt niet dat er daarom sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Ook de omstandigheid dat zij omwille van haar veiligheid niet terug kan naar Jemen, leidt niet tot een ander oordeel. De minister heeft gezien het voorgaande ook hierover kunnen overwegen dat dergelijke (asielgerelateerde) omstandigheden geen deel uit maken van de beoordeling.
Zonder enige hulp
8. Eiseres heeft geageerd tegen de stelling van de minister dat de moeder zich zonder enige hulp kan redden, omdat die stelling niet is onderbouwd.
8.1.
De minister heeft in het bestreden besluit overwogen dat niet is gebleken dat eiseres vanwege medische klachten afhankelijk is van anderen. Haar klachten zijn ontstaan na het vertrek van referent uit Jemen in 2016. Sindsdien heeft eiseres zich volgens de minister kunnen redden, zonder hulp van anderen. Weliswaar meent eiseres dat deze stelling van de minister niet is onderbouwd, maar de rechtbank is van oordeel dat het aan eiseres is om voldoende te stellen en te onderbouwen om aan te tonen dat zij om medische redenen afhankelijk is van referent. De rechtbank is met de minister van oordeel dat zij dit niet heeft gedaan. De grond faalt dan ook.
Conclusie en gevolgen
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister bij de beoordeling van het gezinsleven alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken en in samenhang heeft gewogen. De minister heeft mogen oordelen dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Nu er geen gezinsleven is, had de minister geen belangenafweging hoeven maken. De rechtbank gaat dan ook niet in op de beroepsgronden voor zover die zien op de belangenafweging. De minister heeft de aanvraag van eiseres dus mogen afwijzen. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 november 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.