ECLI:NL:RBDHA:2024:18857
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een mvv-aanvraag op basis van gezinsleven en afhankelijkheid
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag werd afgewezen op 29 september 2021, en het bezwaar van eiseres werd op 7 februari 2023 ongegrond verklaard. Eiseres, die de moeder is van referent, stelde dat er sprake was van gezinsleven en dat de minister niet alle relevante feiten en omstandigheden had betrokken bij zijn beoordeling. De rechtbank heeft op 3 september 2024 de zaak behandeld, waarbij referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister bij zijn beoordeling van het gezinsleven alle relevante feiten en omstandigheden heeft gewogen. De minister oordeelde dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid waren die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen, en dat er daarom geen sprake was van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank volgt de minister in zijn oordeel dat de emotionele en financiële banden tussen eiseres en referent niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van bijzondere afhankelijkheid. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.