Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1] , V [v-nummer] , eiseres
Inleiding
Totstandkoming van het betreden besluit
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek op medische gronden beoordeeld. Eiseres had op 4 februari 2000 een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), die door de minister op 15 januari 2021 was afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 8 oktober 2024, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig zijn.
De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de noodzakelijke medische zorg en medicatie in Armenië niet beschikbaar zijn. Eiseres heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat de medicatie, met name Metoprolol, niet verkrijgbaar is in haar land van herkomst. De rechtbank oordeelt dat de minister het BMA-advies van 23 mei 2024, dat stelt dat de medische zorg in Armenië beschikbaar is, terecht heeft gevolgd.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij financieel niet in staat is om de benodigde zorg te betalen of dat zij geen toegang heeft tot de zorg vanwege haar beperkte mobiliteit. De rechtbank wijst erop dat de minister niet verplicht was om opnieuw een beoordeling op grond van artikel 8 EVRM te maken, aangezien er al een terugkeerbesluit was genomen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.