ECLI:NL:RBDHA:2024:18816

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
NL24.31200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van uitstel van vertrek op medische gronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek op medische gronden beoordeeld. Eiseres had op 4 februari 2000 een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), die door de minister op 15 januari 2021 was afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 8 oktober 2024, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig zijn.

De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de noodzakelijke medische zorg en medicatie in Armenië niet beschikbaar zijn. Eiseres heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat de medicatie, met name Metoprolol, niet verkrijgbaar is in haar land van herkomst. De rechtbank oordeelt dat de minister het BMA-advies van 23 mei 2024, dat stelt dat de medische zorg in Armenië beschikbaar is, terecht heeft gevolgd.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij financieel niet in staat is om de benodigde zorg te betalen of dat zij geen toegang heeft tot de zorg vanwege haar beperkte mobiliteit. De rechtbank wijst erop dat de minister niet verplicht was om opnieuw een beoordeling op grond van artikel 8 EVRM te maken, aangezien er al een terugkeerbesluit was genomen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31200

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag van 4 februari 2000 om haar uitstel van vertrek te verlenen vanwege haar medische situatie op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 15 januari 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het betreden besluit

3. Op 11 juni 2018 heeft eiseres een aanvraag gedaan om toepassing van artikel 64 van de Vw. Op 24 juli 2028 heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) gerapporteerd. De aanvraag is bij besluit van 24 augustus 2018 afgewezen. Bij besluit van 16 mei 2019 is het bezwaar ongegrond verklaard. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 16 januari 2020 (AWB 19/3968) door deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 13 mei 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling, 202000974/1/V2) deze uitspraak bevestigd.
4. Op 4 februari 2000 heeft eiseres opnieuw verzocht om toepassing van artikel 64 van de Vw. Ter onderbouwing van haar aanvraag heeft ze aangegeven dat ze van medicatie is gewisseld.
5. De minister heeft het BMA gevraagd een advies uit te brengen inzake de toepasselijkheid van artikel 64 van de Vw. Op 22 oktober 2020 is aan eiseres in afwachting van een beslissing op de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw voorlopig uitstel van vertrek verleend. Het BMA heeft de door eiseres overgelegde informatie beoordeeld en op 5 november 2020 een advies uitgebracht. De aanvraag is vervolgens bij het primaire besluit afgewezen.
6. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
7. Vervolgens heeft de minister meerdere malen het BMA verzocht om een advies uit te brengen naar aanleiding van de reacties van eiseres en door haar ingebrachte (medische) informatie.
8. Het laatste BMA-advies van 23 mei 2024 is het uitgangspunt geweest voor het bestreden besluit op bezwaar. In dit advies wordt aangegeven dat er sprake is van hoge bloeddruk bij overgewicht en een verhoogd cholesterol. De bloeddruk is nog altijd niet optimaal gereguleerd. De huisarts heeft vermeld dat hij eiseres hiervoor opnieuw heeft verwezen naar een internist. Tevens is er sprake van heupklachten. De mobiliteit is nog beperkt en eiseres gebruikt een rollator. Voorts is er sprake van psychische klachten in het kader van een posttraumatische stressstoornis. De klachten zijn de voorbije periode deels in remissie gekomen. Er zijn nu restklachten van een PTSS en verder is sprake van somberheid.
Tot slot zijn er klachten van misselijkheid, vooralsnog zonder duidelijke diagnose.
Eiseres staat onder actieve medische behandeling. De lichamelijke klachten worden behandeld door de huisarts, hoewel eiseres recent opnieuw naar een internist verwezen is. De behandeling voor de psychische klachten bij GGZ Drenthe is afgerond. Nu is er begeleiding door de huisarts dan wel de praktijkondersteuner GGZ. Eiseres gebruikt medicatie, waaronder Metoprolol, Quetiapine en Atacand. De behandeling is van blijvende aard
.
Over mantelzorg oordeelt de medische adviseur dat het niet gaat om mantelzorg die noodzakelijk is voor het welslagen van de medische behandeling. Overigens blijkt uit de laatste brief van het GGZ dat de zelfstandigheid van eiseres is toegenomen.
Bij uitblijven van de behandeling zal de bloeddruk fors stijgen met als gevolg een sterk vergrote kans op levensbedreigende complicaties als een CVA of hartinfarct. Verder zullen de psychische klachten mogelijk iets toenemenen zal eiseres slechter gaan slapen, maar meer ernstige gevolgen zijn niet te verwachten. Bij uitblijven van de genoemde behandeling verwacht het BMA een medische noodsituatie binnen drie tot zes maanden, omdat staken van de medicamenteuze behandeling voor de hoge bloeddruk tot levensbedreigende complicaties zal leiden. Eiseres kan reizen, onder voorwaarden.
De BMA-adviseur heeft zich bij de vaststelling van de beschikbaarheid van medische behandelmogelijkheden in Armenië gebaseerd op informatie uit de Medical Country of Origin Information (MedCoi) van de European Union Agency for Asylum (EUAA). Uitgaande van de juistheid van de beschikbare informatie, concludeert het BMA dat de behandeling voor de psychische klachten en behandeling door een huisarts aanwezig is. Tevens is de medicatie beschikbaar. De behandelmogelijkheden zijn voldoende om een medische noodsituatie binnen de genoemde termijn te voorkomen. Het BMA heeft in het medisch advies verwezen naar een aantal brondocumenten waarvan hij gebruik heeft gemaakt bij de beantwoording van de vraag of de medische behandeling aanwezig is in Armenië. Ten aanzien van Metoprolol heeft de BMA-adviseur verwezen naar brondocumentnummer AVA 17588 uit MedCoi. Het medicijn is beschikbaar bij de apotheek Natali Pharm, Kentron District in Yerevan.
9. Eiseres heeft als reactie op het advies aangegeven dat de medicijnen die zij gebruikt niet beschikbaar zijn in Armenië. Ze kan ook geen alternatief gebruiken. Bovendien kan zij de medicijnen niet betalen. De behandeling is niet toegankelijk, omdat eiseres oud is, ze geen zorgverzekering heeft, ze zich verplaatst met een rollator, ze niet kan werken en ze geen sociaal netwerk heeft in Armenië. Ze is afhankelijk van mantelzorg van haar zoon. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat ze al lang in Nederland verblijft en hier privéleven heeft opgebouwd. Aan haar dient een 8 EVRM-vergunning te worden verleend.
10. Bij het bestreden besluit heeft de minister - onder verwijzing naar het BMA- advies van 23 mei 2024 - het bezwaar ongegrond verklaard. De minister vindt voorts dat hij zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische zorg en medicatie vanwege financiële redenen voor haar feitelijk niet toegankelijk zou zijn.
In de situatie van eiseres ligt toetsing aan artikel 8 ERVM buiten het toetsingskader van artikel 64 van de Vw. Aan eiseres is al een terugkeerbesluit opgelegd. Het eerder aan eiseres opgelegde terugkeerbesluit acht de minister niet in strijd met artikel 8 EVRM. Eiseres heeft geen gevolg gegeven aan het terugkeerbesluit waarin reeds is geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor een reguliere vergunning op grond van artikel 8 EVRM, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden. Immers, gesteld noch gebleken is dat sprake is van overige bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om eiseres op humanitaire gronden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning. Eiseres heeft geen gevolg gegeven aan dit terugkeerbesluit en de gevolgen hiervan - zoals het opbouwen van banden met Nederland - komen voor haar rekening. Evenmin is gebleken dat eiseres afhankelijk is van haar zoon dan wel dat zij in Armenië niemand heeft op wie zijn terug kan vallen. Voorts is behandeling aanwezig in haar land van herkomst.

Beoordeling door de rechtbank

11. De rechtbank beoordeelt de weigering van de minister om eiseres uitstel van vertrek om medische redenen te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
11.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beoordeling uitstel van vertrek: beschikbaarheid middel Metoprolol
12. De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat eiseres in een medische noodsituatie zal komen te verkeren als zij de huidige medische behandeling in het land van herkomst niet zal kunnen voortzetten. De vraag die voorligt is of de medicatie en dan met name het middel Metoprolol beschikbaar is in Armenië.
13.1.
Eiseres betoogt - kort samengevat - dat de minister ten onrechte stelt dat de zorg in Armenië voor eiseres beschikbaar en toegankelijk is. Eiseres blijft bij haar stelling dat een aantal medicijnen niet beschikbaar is voor eiseres, althans niet op de locaties die het BMA heeft genoemd in het advies. De zoon van eiseres heeft meerdere apotheken telefonisch benaderd met de vraag of bijvoorbeeld het medicijn Metoprolol beschikbaar is. Aangegeven is dat het medicijn niet beschikbaar is, ook niet op recept.
13.2.
.Deze beroepsgrond kan niet slagen. Een BMA-advies is een deskundigenadvies waarvan de minister in beginsel mag uitgaan. Wel moet de minister nagaan of het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en of de inhoud inzichtelijk en concludent is. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling. Eiseres heeft met haar stellingen niet aannemelijk gemaakt dat het BMA-advies van 23 mei 2024 niet aan het bestreden besluit ten grondslag kon worden gelegd. Hieruit volgt namelijk als zodanig niet dat eiseres niet onder de genoemde voorwaarden zou kunnen reizen, en ook niet dat voor haar noodzakelijke medische zorg en medicatie niet in Armenië beschikbaar zouden zijn.
Eiseres heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat het middel Metoprolol dan wel andere medicatie niet beschikbaar is/zijn bij de apotheek Natali Pharm, Kentron District in Yerevan. De minister heeft terecht opgemerkt dat bepaalde medicijnen alleen via recept verkrijgbaar zijn. Dat betekent dat uit het feit dat de medicatie niet via de openbare zoekmachine van de apotheek wordt gevonden niet kan worden afgeleid dat het medicijn ook niet verkrijgbaar is. De minister heeft dan ook terecht gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Metoprolol dan wel andere medicijnen niet beschikbaar zijn.
Feitelijke toegankelijkheid
14. Eiseres heeft aangevoerd dat zij voldoende inspanning en bewijzen heeft geleverd waaruit blijkt dat zij mogelijk niet in staat zal zijn om de benodigde medische zorg financieel te dragen. Bovendien is zij beperkt mobiel en afhankelijk van een sociaal netwerk. De zorg is voor haar feitelijk niet toegankelijk.
14.1.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals de Afdeling heeft overwogen [2] volgt uit het arrest Paposhvili [3] dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij door zijn gezondheidstoestand een reëel risico in de zin van artikel 3 EVRM loopt en dat de noodzakelijke medische zorg in zijn geval niet feitelijk toegankelijk is. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet nader heeft onderbouwd dat zij persoonlijk geen toegang zal kunnen krijgen tot de benodigde zorg. Terecht heeft de minister gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medicatie haar € 126,- per maand zal kosten en dat dat ook niet volgt uit de website waar eiseres naar heeft verwezen. Verder is terecht gesteld dat niet valt in te zien waarom eiseres zich persé zou moeten vestigen in een studio in (het centrum van) Yerevan. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de kosten voor medicatie niet uit andere bronnen betaald kunnen worden of dat zij geen beroep kan doen op een ziektekostenverzekering of charitatieve instellingen. De minister heeft ook terecht gesteld dat eiseres niet nader heeft onderbouwd dat het voor haar lastig is om vanwege haar beperkte mobiliteit toegang te krijgen tot zorg.
Tot slot heeft de minister terecht opgemerkt dat uit de mailwisseling met [naam 2] niet blijkt dat een zorgverzekering dan wel overheidsbijdrage voor elke oudere in Armenië niet mogelijk is. Uit deze e-mail blijkt enkel dat de ouderen die de hulporganisatie ondersteunt geen zorgverzekering hebben. Bovendien blijkt uit deze email dat er ook hulporganisaties zijn die ouderen zonder zorgverzekering ondersteunen.
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat eiseres geen toegang heeft tot de noodzakelijke zorg. Het is dan ook niet gebleken dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3 EVRM.
Mantelzorg
15. Eiseres voert aan dat haar zoon mantelzorg levert. Deze mantelzorg is cruciaal voor het welslagen van de medische behandeling. Eiseres wijst op de objectieve verklaring waarin het belang van de mantelzorg wordt benadrukt.
15.1.
Op grond van paragraaf A3/7.1.6 van de Vc kan BMA in het medisch advies opnemen dat mantelzorg noodzakelijk wordt geacht, als mantelzorg essentieel is voor het welslagen van de medische behandeling. De IND verstaat onder mantelzorg de vanwege de aard van de medische aandoening noodzakelijke verzorging van de vreemdeling door derden. Deze derden hoeven voor het verrichten van mantelzorg niet medisch geschoold te zijn. Indien in een land van herkomst of bestendig verblijf professionele (thuis)zorg beschikbaar is kan zorg zoals gegeven bij mantelzorg ook verleend worden door medewerkers van deze professionele (thuis)zorg. Het BMA zal in het medisch advies opnemen of deze vorm van professionele (thuis)zorg beschikbaar is.
15.2.
De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat mantelzorg noodzakelijk is voor het welslagen van de (medische) behandeling van eiseres. De minister verwijst hiervoor terecht naar het BMA-advies van 23 mei 2024. Daarin wordt vermeld dat uit de laatste brief van GGZ-Drenthe van 18 april 2024 blijkt dat de zelfstandigheid van eiseres is toegenomen. Na dit advies heeft eiseres geen informatie ingebracht die deze conclusie bestrijdt. Voor zover eiseres wenst te verwijzen naar de verklaring van de GGZ van 8 juni 2021, heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat die brief niet ziet op de actuele situatie van eiseres. Terecht heeft de minister in dit verband ook nog verwezen naar het BMA-advies van 29 maart 2022 waaruit blijkt dat de traumabehandeling toen richting het einde ging en de zoon van eiseres niet bij haar in de buurt woonde. De beroepsgrond slaagt niet.
Beoordeling privéleven in de besluitvorming
16. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister het recht op privéleven van eiseres ten onrechte niet heeft betrokken bij de besluitvorming.
16.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat in het geval van eiseres reeds eerder een besluit is genomen dat als terugkeerbesluit geldt. Ter zitting is gebleken dat op 9 juli 2007 een meeromvattende beschikking als bedoeld in artikel 45 Vw 2000 is genomen. Dit besluit geldt mede als terugkeerbesluit. De verplichting om terug te keren bestaat nog steeds nu eiseres niet aan deze verplichting heeft voldaan. De minister hoefde niet opnieuw een terugkeerbesluit te nemen.
16.2.
De rechtbank dient te beoordelen of de minister mocht afzien van het maken van een (nieuwe) beoordeling op grond van artikel 8 EVRM. Uit WI 2023/12 (nu WI 2024/2) volgt dat er een toets aan artikel 8 EVRM zal plaatsvinden bij afwijzing van een verzoek op grond van artikel 64 van de Vw wanneer er een terugkeerbesluit wordt genomen. Van dit laatste is in het geval van eiseres geen sprake omdat er, zoals terecht door verweerder is opgemerkt, al op 9 juli 2007 een besluit is genomen dat geldt als een terugkeerbesluit. Bij het nemen van dit terugkeerbesluit heeft de minister getoetst aan artikel 8 EVRM. De minister was niet gehouden om bij het nu bestreden besluit opnieuw een beoordeling op grond van artikel 8 EVRM te maken. De rechtbank komt daarom niet toe aan de argumenten die eiseres in dat verband naar voren heeft gebracht.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zie uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:571.
3.ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD004173810