ECLI:NL:RBDHA:2024:1878
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in verband met overdracht aan Frankrijk
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 15 januari 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die stelt de Bahreinse nationaliteit te hebben en transgender is, betoogt dat hij in Frankrijk onvoldoende veiligheid kan verwachten, vooral als moslim.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. De rechtbank wijst erop dat eiser zijn zorgen over de negatieve houding in Frankrijk jegens moslims en transgenders niet voldoende heeft onderbouwd. Eiser heeft zijn vrees voornamelijk gebaseerd op verhalen van kennissen en onderzoek, zonder concrete bewijsstukken die zijn persoonlijke situatie onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier, en is openbaar gemaakt op 15 februari 2024.