ECLI:NL:RBDHA:2024:18756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
C/09/673847 / FTRK 24/865 en C/09/673848 / FTRK 24/866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WSNP-verzoeken wegens onvoldoende pogingen tot buitengerechtelijke schuldregeling

In deze zaak hebben verzoekers, beiden in een problematische schuldensituatie, een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft op 4 november 2024 uitspraak gedaan en de verzoeken niet-ontvankelijk verklaard. De verzoekers hebben niet aangetoond dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, zoals vereist onder artikel 285 van de Faillissementswet (Fw). Tijdens de zitting op 28 oktober 2024 is gebleken dat er geen aanbod aan de schuldeisers is gedaan en dat de verzoekers, ondanks hun financiële problemen, hun lopende verplichtingen blijven nakomen. De rechtbank benadrukt dat het aan de schuldhulpverlening is om de verzoekers te ondersteunen bij het creëren van een stabiele financiële situatie, zodat een buitengerechtelijke regeling mogelijk wordt. De rechtbank concludeert dat de verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoeken, omdat zij niet hebben voldaan aan de vereisten voor een correcte 285-verklaring. De beslissing is genomen door mr. R. Cats, rechter, en A. van Groningen Schinkel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 november 2024.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/673847 / FT RK 24/865 en C/09/673848 / FT RK 24/866
uitspraakdatum: 4 november 2024
[verzoeker] ,
en
[verzoekster] ,
beiden wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekers,
Waar deze zaken over gaan
Verzoekers bevinden zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor de schulden te komen hebben beide verzoekers een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Verzoekers worden niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1.De procedure

1.1.
Verzoekers hebben beiden een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
De verzoeken zijn gezamenlijk behandeld op de zitting van 28 oktober 2024 om 14:50 uur. Op de zitting verschenen:
- de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] , verzoekers, vergezeld
door:
- de heer P. van Dam, schuldhulpverlener van de gemeente [plaatsnaam] ,
- mevrouw [naam 1] , werkzaam voor de gemeente [plaatsnaam] ,
- de heer [naam 2] , beoogd beschermingsbewindvoerder,
- de heer [naam 3] , begeleider van Stichting Humanitas.

2.De beoordeling van de verzoeken

2.1.
Een van de doelstellingen van de WSNP is het bevorderen van de totstandkoming van minnelijke schuldregelingen. Niet is gebleken dat de wetgever met de per 1 juli 2023 inwerking getreden wetswijzigingen deze doelstelling heeft willen loslaten. De WSNP fungeert dus nog steeds als ‘stok achter de deur’ voor een buitengerechtelijk schuldregelingsakkoord. In beginsel moet een WSNP-verzoek dan ook zijn voorafgegaan door een deugdelijke poging om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen en vergezeld te gaan met onder meer een zogenoemde 285-verklaring (artikel 285 lid 1 onder f Fw). Dit is “
een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen”. Sinds 1 juli 2023 is in de wet opgenomen dat “
Als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen.”
2.2.
Namens verzoekers is geen aanbod aan hun schuldeisers gedaan. Verzoekers hebben drie jonge kinderen. Zij hebben een koopwoning en de hypotheekverstrekker wil dat deze onderhands wordt verkocht. Op het loon van verzoekers ligt loonbeslag. Verzoekster is formeel nog mede-eigenaar van een andere woning omdat de daarover gemaakte afspraken nog niet zijn geformaliseerd. Dit maakt dat het volgens de schuldhulpverlener dat het bij verzoekers aan financiële stabiliteit ontbreekt waardoor het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Daarbij wordt echter het volgende miskent.
2.3.
Een buitengerechtelijke schuldregelingstraject omvat mede het stabiliseren van de financiële situatie van een schuldenaar zodat (vervolgens) de schuldeisers een minnelijke regeling kan worden aangeboden. Die stabiliteit is nodig om de verplichtingen die voortvloeien uit een minnelijke – of zonodig een wettelijke – schuldenregeling te kunnen nakomen. Het is dus aan de schuldhulpverlening om een schuldenaar te ondersteunen bij het creëren van een stabiele financiële situatie. Dat de schuldenaar daarbij te maken heeft met een complexe situatie maakt dit niet anders; verwacht mag worden dat de schuldhulpverlening over de benodigde kennis en kunde kan beschikken om ook in een dergelijke situatie schuldenaren naar een financieel stabiele situatie te (laten) (bege)leiden en namens hen de schuldeisers een buitengerechtelijke regeling aan te bieden. Een complexe situatie maakt op zich niet dat het onmogelijk is tot een buitengerechtelijke regeling te komen. Voor een aantal complicerende factoren die zich tijdens het buitengerechtelijke traject kunnen voordoen biedt de wet ondersteunende maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van voorlopige voorzieningen.
2.4.
Daar komt nog bij dat ter zitting is gebleken dat verzoekers, ondanks de loonbeslagen, al enige maanden hun lopende verplichting voldoen. De schulden en de gegevens die nodig zijn om Vrij te laten bedragen te berekenen, zijn bekend. Met enig voortvarend handelen moet het dus mogelijk zijn om binnen korte tijd een buitengerechtelijke schuldregeling uit te voeren.
2.5.
Hetgeen hiervoor is overwogen, maakt dat de rechtbank verzoekers niet volgt in de – in de 285-verklaring gedane – mededeling dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Het ontbreken van een correcte 285-verklaring leidt er toe dat de rechtbank van oordeel is dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling;
- verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met A. van Groningen Schinkel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.