ECLI:NL:RBDHA:2024:18754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
C/09/672560 / FT RK 24/791
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van WSNP-verzoek wegens onvoldoende pogingen tot buitengerechtelijke schuldregeling

In deze zaak heeft de heer [verzoeker] een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) vanwege een problematische schuldensituatie. De rechtbank heeft op 4 november 2024 uitspraak gedaan en de heer [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De rechtbank legt uit dat er onvoldoende is aangetoond dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, zoals vereist onder artikel 285 van de Faillissementswet (Fw).

De procedure begon met de indiening van het verzoek door de heer [verzoeker], die op 28 oktober 2024 werd behandeld. Tijdens de zitting waren de heer [verzoeker], zijn schuldhulpverlener mevrouw S. Jacobus en een financieel begeleider aanwezig. De rechtbank benadrukt dat voor een WSNP-verzoek een deugdelijke poging tot een buitengerechtelijke regeling moet zijn gedaan, en dat dit vergezeld moet gaan van een correcte 285-verklaring.

De rechtbank constateert dat er geen aanbod aan de schuldeisers is gedaan en dat de heer [verzoeker] niet alle mogelijke schuldeisers heeft benaderd. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank niet kan aannemen dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke regeling te komen. De rechtbank wijst erop dat het ontbreken van een correcte 285-verklaring de niet-ontvankelijkheid van het verzoek rechtvaardigt.

De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. R. Cats, rechter, en A. van Groningen Schinkel, griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/672560 / FT RK 24/791
uitspraakdatum: 4 november 2024
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor de schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De heer [verzoeker] wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 28 oktober 2024 om 14:10 uur. Op de zitting verschenen:
- De heer [verzoeker] , vergezeld door,
- mevrouw S. Jacobus, schuldhulpverlener van de gemeente Den Haag, samen met een collega,
- mevrouw [naam] , financieel begeleider van verzoeker.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1.
Een van de doelstellingen van de WSNP is het bevorderen van de totstandkoming van minnelijke schuldregelingen. Niet is gebleken dat de wetgever met de per 1 juli 2023 inwerking getreden wetswijzigingen deze doelstelling heeft willen loslaten. De WSNP fungeert dus nog steeds als ‘stok achter de deur’ voor een buitengerechtelijk schuld-regelingsakkoord. In beginsel moet een WSNP-verzoek dan ook zijn voorafgegaan door een deugdelijke poging om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen en vergezeld te gaan met onder meer een zogenoemde 285-verklaring (artikel 285 lid 1 onder f Fw). Dit is “
een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen”. Sinds 1 juli 2023 is in de wet opgenomen dat “
Als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen.”
2.2.
Namens de heer [verzoeker] is geen aanbod aan zijn schuldeisers gedaan. Hiertoe is in de 285-verklaring aangevoerd dat vanwege dakloosheid van de heer [verzoeker] het vermoeden bestaat dat niet alle mogelijke schuldeisers zijn benaderd. Men wil voorkomen dat ‘vergeten’ schuldeisers worden benadeeld en daarom is gekozen voor directe indiening van het WSNP verzoek zodat de schuldeisers hun vordering kunnen indienen bij de WSNP bewindvoerder.
2.3.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat voor een correcte uitvoering van een buitengerechtelijke traject een zo goed mogelijk beeld zal moeten bestaan van inkomsten, bezittingen en uitgaven. Van een schuldenaar moet dus worden gevergd dat deze (ook) ten minste een zo goed mogelijk beeld van zijn schuldenlast geeft. Dit volgt ook uit de omstandigheid dat in een WSNP-verzoek een staat van baten en schulden moet worden opgenomen (artikel 285 lid 1 sub a Fw). Bovendien moet de rechtbank in staat worden gesteld te beoordelen of aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden te goeder trouw is geweest (artikel 288 lid 1 onder b Fw).
2.4.
De heer [verzoeker] heeft sinds ongeveer anderhalf jaar een vaste woon-/verblijfplaats waar hij staat ingeschreven. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij sindsdien geen brieven, aanmaningen of sommaties heeft ontvangen van andere schuldeisers dan die op het ingediende schuldenoverzicht staan vermeld. De rechtbank kan er dus niet van uitgaan dat “het vermoeden dat niet alle mogelijke schuldeisers zijn benaderd” gegrond is. Hier kan nog aan worden toegevoegd dat de omstandigheid dat in bepaalde gevallen meer moeite moet worden gedaan om tot een inventarisatie van de schulden te komen, niet zonder meer maakt dat het onmogelijk is om tot een zo goed mogelijk beeld van de schuldensituatie te komen. In deze zaak had bijvoorbeeld een crediteurenlijst kunnen worden opgevraagd die door de curator is opgemaakt in het faillissement dat eind 2019 is afgewikkeld.
2.5.
Hier valt nog aan toe te voegen dat vóór de wetswijziging van 1 juli 2023 zich ook al de situatie kon voordoen dat zich na een buitengerechtelijk schuldregelingstraject nog een ander schuldeiser meldde. Ter terechtzitting heeft de schuldhulpverlener meegedeeld dat toen werd geprobeerd om ook met die schuldeiser tot overeenstemming te komen.
2.6.
Hetgeen hiervoor is overwogen, maakt dat de rechtbank verzoeker niet volgt in de – in de 285-verklaring gedane – mededeling dat het onmogelijk is om tot een dergelijk regeling te komen. Het ontbreken van een correcte 285-verklaring leidt er toe dat de rechtbank van oordeel is dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling;
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met A. van Groningen Schinkel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.