ECLI:NL:RBDHA:2024:1868
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Kroatië en het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft vastgesteld dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, en het bestreden besluit dateert van 1 december 2023. De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in Kroatië vanwege meldingen van pushbacks en mishandeling. Echter, de rechtbank stelt vast dat Kroatië met de aanvaarding van het terugnameverzoek heeft toegezegd de asielaanvraag in behandeling te nemen, en dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken hebben met pushbacks. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijk slachtoffer is geweest van een pushback.
De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die aanleiding zouden moeten geven voor de staatssecretaris om de aanvraag inhoudelijk te behandelen. Eiser heeft niet aangetoond dat bij overdracht aan Kroatië een schending van artikel 4 van het Handvest dreigt. Daarom is er geen reden om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen over het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.