ECLI:NL:RBDHA:2024:18652

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
NL24.37026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag op grond van de Dublin-overeenkomst

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 16 september 2024, waarin de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling is genomen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Nederland heeft een verzoek om overname gedaan, dat door Duitsland is aanvaard. De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend om eiser in de gelegenheid te stellen te reageren op nieuwe stukken van de minister, waarna het onderzoek op 4 november 2024 is gesloten.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet is uitgenodigd voor een gehoor en dat hij het voornemen niet persoonlijk heeft ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de toenmalige gemachtigde van eiser het voornemen heeft ontvangen en dat de uitnodigingen voor de gehoren op de juiste wijze zijn bekendgemaakt. Eiser heeft niet tijdig bezwaar gemaakt tegen het ontbreken van een uitnodiging voor een gehoor, wat zijn eigen verantwoordelijkheid is. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft aangenomen dat eiser geen bezwaren had tegen de overdracht naar Duitsland, aangezien hij deze bezwaren niet heeft geuit tijdens de gehoren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser mag worden overgedragen aan Duitsland en krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, en is openbaar gemaakt op 5 november 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.37026
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.W. IJland),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 16 september 2024 om de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). De minister heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat de Bondsrepubliek Duitsland (Duitsland) verantwoordelijk is voor de aanvraag. Nederland heeft daarom bij Duitsland een verzoek om overname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024, tezamen met de voorlopige voorziening met zaaknummer NL24.37027, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting heropent, om eiser in de gelegenheid te stellen te reageren op de, na de zitting (en sluiting van het onderzoek), ingediende stukken van de minister. Eiser heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt op 23 oktober 2024. Partijen hebben desgevraagd niet aangegeven dat zij een nieuwe behandeling ter zitting wensen. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens op 4 november 2024 weer gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit van de minister om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het bestreden besluit om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen in stand
blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Onzorgvuldig tot stand komen van het bestreden besluit
4. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat hij niet is uitgenodigd voor een gehoor en daardoor heeft hij zijn standpunt niet kenbaar kunnen maken. Verder zou eiser het voornemen niet persoonlijk hebben ontvangen en daardoor is hij niet in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
Voornemen
5. De rechtbank stelt vast dat de toenmalige gemachtigde van eiser het voornemen heeft gehad (zie processtuk 26). De toezending van het voornemen aan de (toenmalige) gemachtigde van eiser moet worden beschouwd als toezending aan eiser als zodanig. Het voornemen is daarmee op de juiste wijze bekendgemaakt.1 Naar het oordeel van de rechtbank is eiser dan ook voldoende in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.

Uitnodigingen van de gehoren

6. Verder stelt de rechtbank vast dat ondanks dat de toenmalige gemachtigde van eiser het voornemen heeft gehad, er toentertijd geen beroep is gedaan op het feit dat eiser niet zou zijn uitgenodigd voor een gehoor. Dat is pas naar voren gebracht in de huidige beroepsprocedure. Eiser heeft ter zitting aangegeven niet te kunnen lezen en schrijven. Eiser zegt ook brieven te hebben gehad, maar dat hij niet weet waarvoor en ook niet weet of de uitnodigingen hier bij zaten. Omdat eiser niet kan lezen en schrijven heeft hij niks met de brieven gedaan.
7. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat eiser tweemaal is uitgenodigd voor een gehoor op 21 april 2024 en 24 april 2024 (processtukken 13 t/m 16). De minister heeft in zijn nadere bericht van 8 oktober 2024 aangegeven dat de uitnodigingen een aantal dagen voor de gehoren in het postvak van eiser zijn gelegd, zo blijkt ook uit de uitnodigingenlijsten van 19 april 2024 en 21 april 2024 (processtuk 39 en 41). De minister heeft toegelicht dat als er iets in de postvak van een vreemdeling wordt gelegd dit op de televisieschermen in het opvangcentrum wordt weergegeven zodat de betrokkene erop geattendeerd wordt dat er post voor hem is. Dit wordt bij aankomst in het opvangcentrum ook aan de vreemdeling uitgelegd. De minister heeft verder toegelicht dat eiser zijn uitnodigingen nooit heeft opgehaald uit zijn postvak, dit blijkt ook uit de email van 21 april 20242.
8. De rechtbank oordeelt als volgt. De minister heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser op een juiste wijze, conform de werkwijze omschreven in overweging 7, is uitgenodigd voor de gehoren. Dit is door eiser in zijn reactie op de brief van de minister van 8 oktober jl. ook niet weersproken. In die reactie is enkel gesteld dat deze werkwijze niet tot gevolg heeft dat eiser op een zorgvuldige manier voor het gehoor is uitgenodigd. Eiser heeft echter in het geheel niet toegelicht waarom dat dan niet zorgvuldig zou zijn geweest. Dat eiser de uitnodigingen ondanks voornoemde werkwijze niet heeft gehad, komt naar het oordeel van de rechtbank voor zijn eigen risico. Het is eiser zijn eigen verantwoordelijkheid
2 Processtuk 39
om in de gaten te houden of ergens voor is uitgenodigd, zoals een gehoor. Dat eiser niet kan lezen en schrijven maakt dit niet anders. Eiser had zelf om hulp moeten en kunnen vragen, zoals de minister ook op de zitting heeft aangegeven. In het opvangcentrum zijn voldoende medewerkers of hulporganisaties, zoals bijvoorbeeld Vluchtelingenwerk, aanwezig waar aan eiser om hulp had kunnen vragen.
9. De rechtbank is, gezien bovenstaande, van oordeel dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. De beroepsgronden slagen niet.
Bezwaar tegen de overdracht
10. Eiser voert aan dat in het bestreden besluit ten onrechte is aangenomen dat hij geen bezwaar heeft tegen de overdracht naar Duitsland. Eiser wil niet worden overgedragen aan Duitsland en hij wil dat Nederland zijn asielaanvraag in behandeling neemt.
11. Gezien het hetgeen hierboven is vastgesteld (rechtsoverweging 5 e.v.) is de rechtbank van oordeel dat de minister in het bestreden besluit terecht heeft mogen aannemen dat eiser geen bezwaren had tegen de overdracht naar Duitsland. Eiser had zijn bezwaren kenbaar kunnen maken bij de gehoren en in de zienswijze, maar heeft dit niet gedaan. Dat eiser nu in dit beroep stelt wel bezwaren te hebben, maakt dit niet anders. Dit te meer nu eiser die bezwaren ook niet heeft uitgewerkt en onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en eiser mag worden overgedragen aan Bondsrepubliek Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van R.A. Oelen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.