ECLI:NL:RBDHA:2021:3945
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Luxemburg en indirect refoulement
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Luxemburg verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, welke door de voorzieningenrechter op 2 juni 2020 werd toegewezen.
Eiser voerde aan dat hij niet op de hoogte was van het voornemen van de staatssecretaris om zijn aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat zijn adreswijziging niet aan zijn gemachtigde was doorgegeven. Hij stelde dat Luxemburg zijn asielaanvraag had afgewezen en dat hij niet terug kon naar zijn land van herkomst vanwege het risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eiser betoogde verder dat de overdracht aan Luxemburg niet mogelijk was vanwege de coronamaatregelen.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op de juiste wijze het voornemen had verzonden en dat de toezending aan de gemachtigde van eiser als geldig werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de garanties van Luxemburg met betrekking tot de behandeling van de asielaanvraag en dat de coronamaatregelen geen onrechtmatige vaststelling van Luxemburg als verantwoordelijke lidstaat met zich meebrachten. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.