In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten. De Minister hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe, wat betekent dat de aanvraag van eiser pas in juli 2025 in behandeling zal worden genomen. De rechtbank wijst het verzoek van de Minister om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om voortvarend te beslissen zou wegnemen. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is gegrond, wat betekent dat de rechtbank de Minister opdraagt om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen. Indien de Minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50 en het griffierecht van € 187,- moet door de Minister worden vergoed.