ECLI:NL:RBDHA:2024:1864

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
AWB 23/12997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door het COA onterecht; verplichting tot heroverweging

Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een Nigeriaanse eiser en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De eiser had op 12 september 2023 een aanvraag ingediend voor een toelage op grond van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) voor de maand augustus 2023. Het COA heeft deze aanvraag op 17 oktober 2023 verder niet in behandeling genomen, omdat de eiser niet binnen de gestelde termijn had gereageerd op een herstelverzoek. De rechtbank oordeelde echter dat het COA ten onrechte had besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank stelde vast dat het COA de eiser niet adequaat had geïnformeerd over de gevolgen van het niet tijdig indienen van de juiste gegevens en dat het COA bovendien niet het juiste aanvraagformulier had verstrekt. Hierdoor was de eiser niet in staat om zijn aanvraag correct in te dienen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van het COA en droeg het COA op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in de besluitvorming van bestuursorganen, vooral in zaken die betrekking hebben op asielaanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/12997
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa

(gemachtigde: mr. S. Azzaoui).

Inleiding en procesverloop

Bij besluit van 17 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft het COa de aanvraag van eiser voor een toelage op grond van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) voor de maand augustus 2023 verder niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het COa heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het COa.
Na sluiting van het onderzoek op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het COa op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft op 12 september 2023 met een formulier een aanvraag ingediend om een toelage op grond van de Rvb voor de maand augustus 2023. Met een brief van 14 september 2023 heeft het COa eiser in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 28 september 2023 het juiste aanvraag formulier te gebruiken. Het COa heeft op 3 oktober 2023 een reactie van eiser ontvangen.
3. Het COa heeft met het bestreden besluit besloten de aanvraag van eiser voor een toelage verder niet in behandeling te nemen, omdat niet binnen de gegevens termijn een reactie op de brief van 14 september is ontvangen en bovendien een verouderde versie van het aanvraagformulier is ontvangen. Eiser is het daar niet mee eens en voert aan dat het COa zijn aanvraag om een toelage voor de maand augustus 2023 ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. De reden voor de buiten behandeling was volgens eiser niet aan hem te wijten maar aan een menselijke fout van een medewerker van de instelling waar hij verblijft. Inhoudelijk is het formulier dat hij heeft gestuurd juist ingevuld.
4. Het COa heeft op de zitting erkend dat in het bestreden besluit de wettelijke grondslag voor het buiten behandeling stellen van de aanvraag niet is vermeld. Uit de motivering van het bestreden besluit volgt – en de rechtbank gaat daar vanuit – dat het COa de aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling heeft gelaten. Met een brief van 14 september 2023 heeft het COa eiser een hersteltermijn gegeven om de juiste gegevens of het juiste formulier uiterlijk 28 september 2023 te verstrekken. Volgens vaste jurisprudentie van onder andere de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet de aanvrager uit een oogpunt van zorgvuldigheid er uitdrukkelijk op worden gewezen dat hij er rekening mee moet houden dat zijn aanvraag buiten behandeling wordt gesteld als de aanvraag niet binnen de gestelde termijn wordt aangevuld. [1] Het COa heeft eiser er echter niet op gewezen dat de aanvraag niet verder in behandeling kan worden genomen als hij de aanvraag niet aanvult.
5. Het COa heeft verder op de zitting verder erkend dat bij de herstelbrief van 14 september 2023 niet het volgens het COa juiste aanvraagformulier aan eiser is meegezonden. Uit artikel 9, vierde lid, van de Rvb volgt dat voor de aanvraag van de toelage en de verstrekking van gegevens gebruik gemaakt wordt van een door het COa verstrekt formulier. Dat eiser bij eerdere aanvragen om een toelage wel het juiste aanvraagformulier heeft gebruikt, ontslaat het COa niet van de plicht om bij een nieuwe aanvraag om een toelage een aanvraagformulier aan eiser te verstrekken.
6. Nog los van het voorgaande, is niet duidelijk of met het door eiser gebruikte formulier de gevraagde gegevens al aan het COa verstrekt waren, zoals eiser stelt. Het COa heeft daarover op de zitting geen duidelijkheid kunnen geven. Als na een buitenbehandelingstelling met toepassing van artikel 4:5 van de Awb de gevraagde gegevens alsnog (in bezwaar) zijn overgelegd is het COa bevoegd om de buitenbehandelingstelling te handhaven, maar daartoe niet verplicht. Het COa heeft in die situatie dus de ruimte om alsnog inhoudelijk te beslissen op de aanvraag. Dit betekent dat het COa bij de beslissing om de buitenbehandelingstelling te handhaven gehouden is een belangenafweging te maken. Daarbij dienen de door eiser genoemde omstandigheden door het COa te worden meegewogen. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat die belangenafweging heeft plaatsgevonden.
7. Gelet op wat hiervoor onder 4 tot en met 6 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het COa ten onrechte heeft besloten om met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb de aanvraag verder niet in behandeling te nemen. Het COa dient daarom alsnog op de aanvraag van eiser te beslissen.
8. Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen twee weken per post naar partijen verzonden.
9. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024 door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 29 januari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH2043