In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend op 17 februari 2023. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die onder bepaalde omstandigheden kan worden verlengd, niet heeft nageleefd. Eiser heeft verweerder op 1 juni 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, wat de rechtbank heeft geleid tot de conclusie dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een termijn van acht weken vastgesteld voor het afnemen van een nader gehoor, gevolgd door een termijn van acht weken voor het bekendmaken van het besluit. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 oktober 2024.