ECLI:NL:RBDHA:2024:18626
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 27 oktober 2023 zijn asielaanvraag heeft ingediend, en dat de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 zijn verlengd met negen maanden, zoals vastgelegd in het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking is getreden.
Eiser betwistte dat er sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw), en stelde dat de minister de beslistermijn niet geldig had verlengd. Hij had op 10 juli 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze te vroeg was ingediend. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende aannemelijk had gemaakt dat de beslistermijn was verlengd en dat de ingebrekestelling niet voldeed aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep wegens niet-tijdig beslissen.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen geen zitting hebben aangevraagd. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, in aanwezigheid van griffier D.D. Bijlhout, en is op 2 oktober 2024 openbaar gemaakt. Eiser kan binnen vier weken na deze datum hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.