In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen een maatregel opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten, op basis van artikel 18, vierde lid onder a, van de Participatiewet (Pw). De maatregel, die is opgelegd bij besluit van 29 maart 2023, houdt in dat de bijstandsuitkering van eiseres met 100% wordt verlaagd voor de duur van één maand, verspreid over drie maanden. Dit besluit werd gehandhaafd na een bezwaarprocedure, waarbij het college concludeerde dat eiseres verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te behouden.
Eiseres, die sinds 17 juni 2019 een bijstandsuitkering ontvangt, was in dienst bij Duinrell als frontofficemedewerker. Na twee werkdagen werd zij ontslagen vanwege gedragingen die in strijd waren met de bedrijfsregels, waaronder roken in bedrijfskleding en ongepast telefoongebruik. Eiseres betwistte de verwijtbaarheid van haar ontslag en stelde dat zij niet adequaat was geïnformeerd over de bedrijfsregels. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres, door niet in gesprek te gaan met Duinrell na haar ontslag, niet heeft voldaan aan haar verplichting om haar werk te behouden.
De rechtbank concludeert dat het college terecht de maatregel heeft opgelegd, aangezien eiseres door eigen toedoen is ontslagen en niet heeft aangetoond dat er dringende redenen waren om de maatregel te matigen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 november 2024.