ECLI:NL:RBDHA:2024:18603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
23_791
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag 2022 op basis van inkomen boven bijstandsnorm

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Eiseres had op 12 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag 2022, welke door verweerder bij besluit van 23 september 2022 werd afgewezen. Verweerder handhaafde deze afwijzing in het bestreden besluit van 13 januari 2023, omdat het inkomen van eiseres, bestaande uit een WIA-uitkering en een pensioen, meer dan 120% van de bijstandsnorm bedroeg. Eiseres stelde dat haar schuld bij het Uwv in mindering moest worden gebracht op haar inkomen, maar de rechtbank oordeelde dat de Participatiewet geen negatief inkomen kent en dat schulden alleen in aanmerking worden genomen bij deelname aan een schuldhulpverleningstraject.

De rechtbank overwoog dat het inkomen van eiseres, dat hoger was dan de bijstandsnorm, niet in aanmerking kwam voor de energietoeslag. Eiseres had geen andere schulden dan de schuld bij het Uwv en er was geen acute noodsituatie die een uitzondering op de regels rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht geen energietoeslag aan eiseres had toegekend en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/791

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: S.M. de la Paz).

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een eenmalige energietoeslag 2022 afgewezen.
Bij besluit van 13 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door maatschappelijk werker [naam] , en de gemachtigde van verweerder.

Inleiding

1. Eiseres heeft op 12 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag. Verweerder heeft deze aanvraag bij het primaire besluit afgewezen.
1.1.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd en zich op het standpunt gesteld dat het totale inkomen van eiseres, bestaande uit een WIA-uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van € 942,95 (inclusief vakantiegeld) en een pensioen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (ABP) van € 611,11, hoger is dan 120% van de bijstandsnorm, een bedrag van € 1.322,19. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor de energietoeslag.
1.2.
Eiseres voert aan dat bij de vaststelling van haar inkomen ten onrechte geen rekening is gehouden met de schuld die zij had bij het Uwv. Zij heeft deze schuld ter hoogte van € 4.122,33 op 13 juli 2022 betaald. Om dit bedrag te kunnen betalen heeft zij geld van anderen geleend. Als negatief inkomen wordt meegerekend, komt zij onder de grens van 120% van de bijstandsnorm.

Beoordeling door de rechtbank

Beleidsregels
2. In artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels Eenmalige energietoeslag 2022 Zoetermeer (verder: de Beleidsregels) is bepaald dat de eenmalige energietoeslag 2022 van € 800 is bedoeld voor een huishouden met een laag inkomen en voor huishoudens in de Wsnp of minnelijke schuldregeling en dat deze ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand wordt verleend.
2.1.
Ingevolge artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van de Beleidsregels heeft een huishouden (alleenstaande of gezin) een laag inkomen als het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.
2.2.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels geldt voor huishoudens die niet in aanmerking komen voor een ambtshalve toekenning, als in aanmerking te nemen inkomen, het inkomen over de laatste drie maanden voorafgaande aan de datum van aanvraag.
2.3.
Ingevolge artikel 5, derde lid, van de Beleidsregels wordt onder inkomen in ieder geval verstaan:
netto inkomen uit arbeid inclusief vakantietoeslag in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag;
netto inkomen uit een uitkering inclusief vakantietoeslag;
netto inkomsten uit een onderneming;
inkomsten uit verhuur; en
inkomsten uit partner- en/of kinderalimentatie.
2.4.
Artikel 7 van de Beleidsregels bepaalt dat als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag het college, gelet op alle omstandigheden, in het individuele geval kan beoordelen of de aanvrager in afwijking van de beleidsregels alsnog in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag, indien dringende redenen hiertoe noodzaken.
Inhoudelijk
3. De rechtbank overweegt dat het ABP-pensioen en de WIA-uitkering van eiseres zijn aan te merken als inkomen als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Beleidsregels. Eiseres heeft de hoogte van dat pensioen en de uitkering waarvan verweerder is uitgegaan (gebaseerd op de specificaties over juli 2022), niet betwist. Dat inkomen is € 231,88 hoger dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat haar inkomen vóór juni 2022 hoger was dan in juli 2022. Haar inkomen lag dus ruim boven de grens om in aanmerking te komen voor de energietoeslag.
3.1.
Eiseres is van mening dat de door haar op 13 juli 2022 betaalde schuld aan het Uwv in mindering moet worden gebracht op haar inkomen, omdat zij daardoor minder te besteden had. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van het Uwv niet in mindering moet worden gebracht op het inkomen. Eiseres heeft in de periode 1 december 2020 tot en met 31 mei 2022 te veel inkomen ontvangen van het Uwv en moet dit terug betalen. De Participatiewet kent geen negatief inkomen. Bij het rekening houden met middelen moet worden uitgegaan van netto-middelen, niet van belastbaar inkomen of verzamelinkomen, aldus verweerder. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat volgens vaste gedragslijn van verweerder schulden alleen bij de draagkracht worden betrokken als er sprake is van een schuldhulpverleningstraject en dat daarvan in het geval van eiseres geen sprake is.
3.2.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de Participatiewet geen negatief inkomen kent en dat bij het rekening houden met middelen uitgegaan moet worden van netto-middelen. Naar vaste rechtspraak [1] is de vaste gedragslijn van verweerder om bij de draagkracht geen rekening te houden met schulden en alleen in het geval van deelname aan een traject van een minnelijke of officiële schuldenregeling de aflossingen op schulden in mindering te brengen op het inkomen, niet kennelijk onredelijk. De achterliggende gedachte om geen rekening te houden met schulden is dat op grond van de Participatiewet in beginsel geen bijstand voor schulden wordt verstrekt. Voorkomen moet worden dat dit indirect toch wordt gedaan door schulden te betrekken bij het bepalen van de draagkracht.
3.3.
Omdat eiseres geen traject in het kader van een schuldenregeling doorliep, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voor het bepalen van de draagkracht terecht overeenkomstig de vaste gedragslijn de schuld van eiseres niet in mindering gebracht op het beschikbare inkomen.
3.4.
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat, hoewel dit niet in het bestreden besluit is vermeld, er is beoordeeld of er dringende redenen waren om in het geval van eiseres toch energietoeslag toe te kennen, maar dat hiervan niet is gebleken. Er is geen sprake van een acute noodsituatie. Verweerder ziet ook overigens geen dringende redenen die noodzaken om de energietoeslag toe te kennen. De rechtbank stelt vast dat eiseres beschikte over een inkomen van ruim boven 120% van de bijstandsnorm. Ter zitting is gebleken dat eiseres geen andere schulden had dan de schuld bij het Uwv, die zij middels een lening heeft betaald, en dat zij in 2022 geen aanzienlijk hogere energierekening had dan andere jaren. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat eiseres zich door de terugbetaling van de schuld in een moeilijke financiële situatie bevond, is gelet op alle omstandigheden niet gebleken van dringende redenen op grond waarvan verweerder haar alsnog in aanmerking had moeten brengen voor een eenmalige energietoeslag.
3.5.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geen energietoeslag aan eiseres toegekend.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding,
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1556.