ECLI:NL:RBDHA:2024:18567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
09/087187-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling politieagent in opleiding voor aanranding van slapende collega

Op 11 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieagent in opleiding, die beschuldigd werd van het aanranding van een slapende collega, aangeduid als [naam 1]. De feiten vonden plaats in de nacht van 22 op 23 december 2023, toen de verdachte, na een avondje uit met vrienden, naar zijn huis ging waar [naam 1] sliep. De verdachte heeft [naam 1] zonder haar toestemming gezoend en haar borsten en vagina betast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deze handelingen heeft verricht terwijl [naam 1] sliep, en dat zij niet in staat was om zich te verzetten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [naam 1] betrouwbaar waren en voldoende steun vonden in de verklaringen van getuigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken en een schadevergoeding van € 1.250,- aan [naam 1]. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral gezien de rol van de verdachte als politieagent, en de psychische gevolgen die de aanranding voor [naam 1] had.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/087187-24
Datum uitspraak: 11 november 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 28 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.E.G. van den Eijnden en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.E.F.K. Liauw naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2023 te Krimpen aan de Lek, gemeente Krimpenerwaard, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen [naam 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het zoenen van die [naam 1] ,
- het betasten van en/of knijpen in de borsten en/of tepels, althans het lichaam van die [naam 1] en/of
- het betasten van de vagina van die [naam 1] ;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
In de nacht van 22 op 23 december 2023 zijn [naam 1] (hierna: [naam 1] ), [naam 2] (hierna: [naam 2] ), [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en de verdachte na een avondje uit in [geboorteplaats] naar het huis van de verdachte in [plaatsnaam] gegaan. In het huis aangekomen is [naam 1] op enig moment naar de gamekamer boven gegaan om te gaan slapen.
De verdachte wordt verweten dat hij [naam 1] , terwijl zij sliep, heeft aangerand door de in de tenlastelegging omschreven handelingen te verrichten.
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank – voor zover van belang – hierna ingaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Uitgangspunten
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de veronderstelde seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Hierdoor zijn vaak geen verklaringen voorhanden van getuigen die uit eigen waarneming over het tenlastegelegde kunnen verklaren. Wanneer de verdachte ontkent, is over de seksuele handelingen als zodanig dan ook veelal slechts de verklaring van de aangever als wettig bewijs beschikbaar . Daarom moet de verklaring van de aangever kritisch, zorgvuldig en behoedzaam worden bezien.
De verklaring van één getuige (de aangever), is zonder verder steunbewijs onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, als die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de belastende verklaring en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, moet de rechtbank bovendien de overtuiging hebben verkregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Beoordeling
De rechtbank dient ten eerste te beoordelen of de verklaringen van [naam 1] betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de verklaringen van [naam 1] in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 1]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] betrouwbaar zijn en overweegt daartoe als volgt. De verklaringen van [naam 1] zijn gedetailleerd en consistent. Zowel in het informatief gesprek op 3 januari 2024 als in haar aangifte op 24 januari 2024 heeft zij over de gebeurtenissen in nacht van 22 december 2023 verklaard dat zij lag te slapen en wakker werd omdat zij iets op haar mond voelde. Ook heeft [naam 1] beide keren verklaard over dat ze voelde dat iemand met een hand in haar onderbroek zat en achtereenvolgens aan haar beide borsten en tepels zat, en dat zij zag dat de verdachte degene was die haar aanraakte. [naam 1] heeft in haar aangifte meer gedetailleerd maar in de kern hetzelfde verklaard als tijdens het informatief gesprek. De rechtbank zal dan ook de aangifte van [naam 1] voor het bewijs gebruiken.
Steunbewijs
De verklaringen van [naam 1] worden op essentiële onderdelen ondersteund door de verklaringen van de getuigen. [naam 2] en [naam 3] hebben verklaard dat [naam 1] in de nacht naar beneden kwam en dat zij overstuur was. Volgens [naam 2] en [naam 3] vertelde [naam 1] meteen dat de verdachte aan haar had gezeten. Meer specifiek verklaarde [naam 1] dat de verdachte onder haar trui, in haar broek, en met zijn mond op haar mond had gezeten.
Nu de rechtbank de verklaringen van [naam 1] betrouwbaar acht, die verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door andere bevindingen in het dossier en er geen contra-indicaties bestaan voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 1] , zal de rechtbank bij de beoordeling van de tenlastelegging uitgaan van de juistheid van die verklaringen. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte [naam 1] heeft gezoend, haar vagina heeft betast op het schaambot bij de venusheuvel en haar borsten en tepels heeft betast en daarin heeft geknepen.
Onverhoeds handelen als een vorm van dwang
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het handelen van de verdachte juridisch gekwalificeerd kan worden als ontucht in de zin van artikel 246 Sr (oud), waarbij sprake dient te zijn van dwang tot het dulden van ontuchtige handelingen en het opzet van de verdachte op de dwang.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte op enig moment in de nacht naar de gamekamer is gegaan, alwaar [naam 1] lag te slapen. Hij heeft [naam 1] vervolgens gezoend, in haar onderbroek op haar vagina aangeraakt en onder haar kleding betast aan haar borsten en tepels. De verdachte heeft deze handelingen bij [naam 1] verricht terwijl zij sliep, en hij is pas gestopt toen [naam 1] wakker werd en duidelijk maakte dat zij dit niet wilde.
Hoewel geen sprake was van fysieke dwang door geweld, blijkt uit het voorgaande dat [naam 1] niet de mogelijkheid had om zich te verzetten tegen de aanrakingen van de verdachte. De rechtbank merkt het onverhoeds handelen van de verdachte aan als dwang zoals bedoeld in artikel 246 Sr (oud), omdat [naam 1] , aangezien zij sliep, niet duidelijk kon maken dat zij niet instemde met de handelingen of anderszins heeft kunnen voorkómen dat deze plaatsvonden en zij de handelingen van de verdachte dus tegen haar wil heeft moeten dulden.
Alternatieve scenario’s niet aannemelijk geworden
De verdediging heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat het mogelijk is dat twee alternatieve scenario’s zich hebben voorgedaan. Ten eerste zou [naam 1] kunnen hebben gehallucineerd dat zij is aangerand. Ten tweede zou [naam 1] [naam 2] en de verdachte door elkaar kunnen hebben gehaald. In dat geval heeft niet de verdachte maar [naam 2] haar aangerand.
De rechtbank acht deze alternatieve scenario’s onvoldoende onderbouwd en onaannemelijk. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat [naam 1] hallucineerde of dat het een ander was dan de verdachte die haar heeft aangerand. [naam 1] heeft immers consequent verklaard dat zij – toen zij wakker werd – hoorde en zag dat het de verdachte was die haar aanraakte. Toen zij naar beneden ging, waren daar [naam 2] en [naam 3] , hetgeen ook wordt ondersteund door de verklaringen van [naam 2] en [naam 3] zelf.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte [naam 1] in de nacht van 22 op 23 december 2023 heeft aangerand door haar aan haar borsten, tepels en haar vagina aan te raken en haar te zoenen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij omstreeks 22 december 2023 te [woonplaats] , gemeente Krimpenerwaard, door een andere feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen, [naam 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- het zoenen van die [naam 1] ,
- het betasten van en knijpen in de borsten en tepels en
- het betasten van de vagina van die [naam 1] ;

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – gelet op de bepleite vrijspraak – geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van [naam 1] . Na een avondje uit bleef [naam 1] samen met nog twee anderen bij de verdachte overnachten. [naam 1] en de verdachte hadden een goede vriendschappelijke band en [naam 1] vertrouwde de verdachte. De verdachte heeft de hechte vriendschap ter terechtzitting ook bevestigd. Aan deze vriendschap en het vertrouwen is op 23 december 2024 een einde gekomen, doordat de verdachte [naam 1] terwijl zij sliep heeft aangerand. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [naam 1] . Slachtoffers van aanranding ondervinden vaak nog lange tijd psychische gevolgen hiervan. Het dwingend ondergaan van seksuele handelingen zonder toestemming van de ander zorgt vaak voor gevoelens van angst, machteloosheid en schaamte, en kan leiden tot langdurige psychische schade. Dat ook [naam 1] van de aanranding negatieve gevolgen ondervindt, is naar voren gekomen uit haar slachtofferverklaring. Tot op heden – 10 maanden na de aanranding – heeft [naam 1] psychische klachten.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte een politieagent in opleiding was toen hij zich schuldig maakte aan aanranding. Juist als politieagent dient de verdachte integer te handelen en in situaties van kwetsbaarheid de grenzen van anderen te respecteren.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende noch strafverminderende zin mee.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 14 augustus 2024, waaruit volgt dat de verdachte nagenoeg geen problemen op praktische gebieden heeft. De verdachte heeft huisvesting, een baan, geen financiële problematiek, een stabiele thuissituatie en er is geen sprake van structureel middelengebruik. Ook lijkt er geen sprake te zijn van psychosociale problematiek. De reclassering merkt echter op dat mogelijk risicofactoren aanwezig zijn omtrent het middelengebruik en psychosociaal functioneren, gecombineerd met een ambivalente houding van de verdachte en de voortzetting van zijn dagbesteding bij een veroordeling. Volgens de reclassering zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor het opstellen van een plan van aanpak, waardoor zij geen bijzondere voorwaarden adviseren.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden. Voor een voorwaardelijk deel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De vordering van de benadeelde partij

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, en subsidiair dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.250,- . De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.250,-, bestaande uit immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 23 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Kostenveroordeling
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.Schadevergoedingsmaatregel

De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] .

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (VIER) WEKEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.250,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J. van de Griend, voorzitter,
mr. drs. H.M. Braam, rechter,
mr. J. Barensen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2024.
Bijlage: bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2024032136, van de politie eenheid [geboorteplaats] , met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 48).

1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 24 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 5-9):

Aangever: [naam 1]
Tegen wie doe je aangifte?
- [de verdachte] .
Wat is er precies gebeurd?
-Op vrijdag 22 december 2023 gingen we stappen met [naam 3] , [naam 2] en [de verdachte] . Rond
02:30 uur gingen we weer weg. We zijn toen met zijn vieren met de Uber naar het
huis van [de verdachte] gegaan in [woonplaats] .
Ik ben naar boven gegaan. Het was toen rond 04:00 uur.
-Ik heb het licht uit gedaan, de deur dicht. Ik ben vervolgens in mijn slaapzak gaan
liggenen ik ben vrij snel in slaap gevallen.
-Ik werd half wakker van iets wat op mijn mond zat. Ik zag dat het [de verdachte] was, die
bij mij zat. Hij probeerde mij te zoenen, maar ik had het eerst niet door. Ik lag op
mijn rug met mijn hoofd naar links. Ik draaide mijn hoofd weg naar rechts, omdat
ik het niet door had. Toen ik mijn hoofd naar rechts draaide, hoorde ik dat [de verdachte]
iets mompelde van: “Oh ze slaapt nog”. Op dat moment voelde ik ook dat hij met
zijn hand onder mijn kleding zat.
-Hij zat met zijn hand in mijn string. Hij zat niet volledig beneden bij mijn vagina,
maar hij zat er een paar centimeter hoger. Hij zat wel op mijn schaamhaar, op
mijn schaambot bij mijn venusheuvel.
-Toen ging hij met diezelfde hand omhoog onder mijn trui. Op dat moment ritste
hij met zijn andere hand mijn slaapzak verder open. Hij zat aan mijn rechterborst.
Wat deed hij bij jouw borst?
-Hij kneep in mijn borst en daarna zat hij aan mijn tepel.
-Hij kneep in mijn tepel en zat met zijn vingers over mijn tepel te wrijven. Hij
was daarbij diep aan het zuchten. Het leek op gekreun.
Hoe wist je dat het [de verdachte] was?
-Ik herkende zijn stem. Toen ik mijn ogen een beetje open had gedaan aan het
begin, doordat het licht van de gang de kamer in scheen waar ik lag, zag ik dat
[de verdachte] het was.
Wat gebeurde er toen?
-Ik draaide mijn hoofd weer van rechts naar links en hij ging van mijn ene borst
naar mijn andere borst en daar deed hij precies hetzelfde. Toen probeerde hij
mij weer te zoenen.
Je zei dat [de verdachte] jou probeerde te zoenen. Waar probeerde hij jou te
zoenen?
-Om mijn lippen.
Wat voelde je toen?
-Zijn lippen op mijn lippen.

2. Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt op 1 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 18, 20, 22):

Getuige: [naam 2]
De getuige verklaarde:
Ik hoorde iemand naar beneden komen en ik zag dat de deur openging. Ik zag [naam 1] ineens huilend voor mij staan. Het eerste wat [naam 1] tegen mij zei: “ [de verdachte] heeft aan mij gezeten”. Daarna zei ze dat hij onder haar trui had gezeten en in haar broek. Hij had ook met zijn mond op haar mond gezeten, terwijl zij dat niet wilde.
Wat heeft [naam 1] precies tegen jou verteld over wat [de verdachte] bij haar had gedaan?
-Ze heeft tegen mij verteld dat hij echt in haar onderbroek is geweest en ze vertelde dat hij aan haar tepels heeft gezeten. Ze vertelde dat ze een tepelpiercing heeft en dat hij daar ook aan had gezeten. Hij zat ook met zijn mond op haar mond. Hij was daarmee begonnen toen zij sliep. Toen zij wakker werd, was hij al bezig.

3. Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt op 7 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 28-30):

Getuige: [naam 3]
De getuige verklaarde:
Rond 04:00 uur en 04:30 uur werd ik wakker van [naam 1] die naar beneden was gekomen. Ze was erg overstuur en aan het huilen. Er kwam eerst niet veel uit, maar later vertelde ze dat [de verdachte] haar kamer in was gekomen en op zijn knieën naast haar had gezeten en onder haar kleding gezeten zou hebben. Hij zou met zijn lippen op haar lippen zijn geweest.
Hoe kwam het dat ze dat zo vertelde?
-Ze was zo overstuur dat [naam 2] en ik vroegen wat er was gebeurd en toen vertelde ze het.