ECLI:NL:RBDHA:2024:1854
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende intrekking erkenning als referent
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2024, wordt beslist over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M.F. Wijngaarden, heeft een voorlopige voorziening aangevraagd na de intrekking van haar erkenning als erkend referent door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R. Radema. De staatssecretaris had op 29 juni 2023 de erkenning ingetrokken, wat door verzoekster werd bestreden. De voorzieningenrechter had eerder op 18 januari 2024 een ordemaatregel getroffen die de besluiten van de staatssecretaris schorste.
De voorzieningenrechter beoordeelt of deze ordemaatregel moet worden gehandhaafd, opgeheven of gewijzigd. De rechter concludeert dat de belangen van verzoekster, die dreigt failliet te gaan en haar werknemers in gevaar brengt, zwaarder wegen dan de belangen van de staatssecretaris. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat handhaving van de besluiten zal leiden tot een onomkeerbare situatie, waarbij de continuïteit van haar onderneming in gevaar komt. De staatssecretaris had niet overtuigend aangetoond dat de belangen van de Nederlandse arbeidsmarkt zwaarder wegen dan de gevolgen voor verzoekster.
De voorzieningenrechter handhaaft daarom de ordemaatregel en schorst de besluiten van de staatssecretaris tot de uitspraak op het beroep. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekster, die in totaal € 1750,- bedragen. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, in aanwezigheid van griffier mr. R.P.H. Evers, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.