ECLI:NL:RBDHA:2024:18430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
C/09/663675 / FA RK 24-2184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing en zorgregeling bij gezamenlijke toegang ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 oktober 2024 een beschikking gegeven in een procedure over gezamenlijke toegang van ouders tot hun minderjarige kind, [minderjarige 1]. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing van [minderjarige 1] naar [woonplaats 1] en om vaststelling van de hoofdverblijfplaats bij haar. De vader voerde verweer en wenste dat [minderjarige 1] bij hem in [woonplaats 2] zou blijven wonen. De ouders hebben gezamenlijk gezag over [minderjarige 1], die geboren is op [geboortedag 1] 2020. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de affectieve relatie tussen de ouders, de huidige zorgregeling en de noodzaak van stabiliteit voor [minderjarige 1]. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet voldoende had onderbouwd waarom [minderjarige 1] naar [woonplaats 1] zou moeten verhuizen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vader zal zijn. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij [minderjarige 1] drie van de vier weken bij de moeder zal zijn van vrijdag na schooltijd tot zondag 18.00 uur, en de ouders de kosten van de procedure zelf dragen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2184
Zaaknummer: C/09/663675
Datum beschikking: 2 oktober 2024

Procedure gezamenlijke toegang ouders

Beschikking op het op 26 maart 2024 ingekomen deelnameformulier van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M. Deij te Woerden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. T. Esen te Zaandam.

Procedure

De ouders hebben zich middels het deelnameformulier ‘procedure gezamenlijke toegang ouders’, met bijlagen bij de rechtbank aangemeld. De ouders hebben ermee ingestemd dat de procedure wordt gevoerd volgens het ‘procesreglement procedure gezamenlijke toegang ouders’.
De rechtbank heeft kennisgenomen van voornoemd deelnameformulier, met bijlagen.
Op 12 juli 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen:
  • het F9-formulier van 16 augustus 2024 namens de moeder, met verzoekschrift;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek namens de vader, ingekomen op 29 augustus 2024.

Feiten

  • De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2020 te [geboorteplaats 1] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag uit over [minderjarige 1] , ingevolge een aantekening in het gezagsregister van 15 augustus 2024.
  • In het door beide partijen op 19 oktober 2022 ondertekende ouderschapsplan zijn de ouders, voor zover hier van belang, overeengekomen dat [minderjarige 1] wordt ingeschreven op het adres van de vader.
  • Volgens de huidige 50/50 verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) is [minderjarige 1] volgens een tweewekelijkse regeling bij de moeder van zondag 17.00 uur tot dinsdag 17.00 uur, bij de vader van dinsdag 17.00 uur tot vrijdag 15.30 uur, bij de moeder van vrijdag 15.30 uur tot dinsdag 17.00 uur, bij de vader van dinsdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur.
  • De moeder is ook de moeder van [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2023 te [geboorteplaats 2] .

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
primair:
  • haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] naar [woonplaats 1] te laten verhuizen en haar daar in te schrijven;
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder;
  • vaststelling van een zorgregeling waarbij [minderjarige 1] :
drie van de vier weken van zondag 18.00 uur tot vrijdag einde schooltijd bij de moeder verblijft en van vrijdag na schooltijd tot zondag 18.00 uur bij de vader;
het vierde weekend vanaf vrijdag einde schooltijd tot zondag 18.00 uur bij de moeder verblijft;
elke eerste en vierde week: desgewenst woensdagmiddag na schooltijd tot donderdagochtend tot schooltijd bij de vader verblijft, waarbij de vader volledig zorgt voor het vervoer;
van de schoolvakanties: 60% van de schoolvakanties bij de vader verblijft met een minimum van vier dagen aaneengesloten, te bepalen in onderling overleg; 40% van de schoolvakanties bij de moeder verblijft met een minimum van drie aaneengesloten dagen;
op vooraf geplande studievrije schooldagen bij de vader verblijft;
op de feestdagen: bij ieder van de ouders verblijft conform de geldende regeling die is vastgelegd in het ouderschapsplan;
subsidiair:
- in het geval de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] onverhoopt bij de vader zal zijn: vaststelling van een zorgregeling waarbij [minderjarige 1] :
drie van de vier weken van zondag 18.00 uur tot vrijdag einde schooltijd bij de vader verblijft en van vrijdag na schooltijd tot zondag 18.00 uur bij de moeder;
het vierde weekend vanaf vrijdag einde schooltijd tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft;
elke eerste en vierde week: desgewenst woensdagmiddag na schooltijd tot donderdagochtend tot schooltijd bij de moeder verblijft die hierbij volledig zorgt voor het vervoer;
van de schoolvakanties: 60% van de schoolvakanties bij de moeder verblijft met een minimum van vier dagen aaneengesloten, te bepalen in onderling overleg; 40% van de schoolvakanties bij de vader verblijft met een minimum van drie aaneengesloten dagen;
op vooraf geplande studievrije schooldagen bij de moeder verblijft;
op de feestdagen: bij ieder van de ouders verblijft conform de geldende regeling die is vastgelegd in het ouderschapsplan;
primair en subsidiair:
- te bepalen dat de vader de helft van het halen en brengen van de zorgregeling voor zijn rekening neemt;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken en verzoekt zelfstandig:
  • te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vader zal zijn;
  • te bepalen dat de door de moeder voorgestelde zorgregeling zal gelden, met uitzondering van het genoemde onder punt c.;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing / hoofdverblijfplaats
[minderjarige 1] staat nu ingeschreven bij de vader in [woonplaats 2] . Vanaf december 2024 zal zij naar school gaan. De moeder is verhuisd naar [woonplaats 1] en woont daar met haar partner en hun zoon [minderjarige 2] , het halfbroertje van [minderjarige 1] . In geschil is of [minderjarige 1] vanaf het moment dat zij naar school zal gaan bij de vader zal blijven wonen en naar school gaan of zal verhuizen naar de moeder en in [woonplaats 1] naar school zal gaan.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
Op de zitting is het niet gelukt om overeenstemming te bereiken, zodat de advocaten volgens de op de zitting gemaakte afspraak een formeel verzoekschrift en verweerschrift hebben ingediend. De rechtbank neemt een beslissing op basis van hetgeen op de zitting is besproken en de ingediende stukken.
Standpunt moeder
De moeder wil dat [minderjarige 1] en haar broertje [minderjarige 2] te zijner tijd naar dezelfde school zullen gaan zodat zij ook samen een regelmatig gezinsleven hebben. De moeder stelt dat het haar bedoeling was om na het uiteengaan van partijen in de regio [regio] te blijven wonen maar daar kon zij geen zelfstandige woonruimte vinden. Toen zij vervolgens zeer onverwacht zwanger bleek is zij in februari 2023 ingetrokken bij haar nieuwe partner in [woonplaats 1] . [minderjarige 1] is nauw verbonden met haar halfbroertje [minderjarige 2] . Voor hen beiden is het belangrijk dat het frequente contact in stand kan blijven. De moeder stelt daarnaast dat [minderjarige 1] begeleiding nodig heeft omdat zij verwacht dat [minderjarige 1] , net als de moeder, hoogbegaafd is. Volgens de moeder kan deze begeleiding beter worden geboden op de school in [woonplaats 1] dan op de school in [woonplaats 2] . Op de school in [woonplaats 1] zijn speciale (kleine) klassen ingericht voor een meer individuele begeleiding.
Standpunt vader
De vader wil dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij hem in [woonplaats 2] houdt. De moeder is zonder overleg verhuisd naar [woonplaats 1] , terwijl het de bedoeling was dat [minderjarige 1] in [woonplaats 2] zou blijven wonen en daar (of in [plaats 2] ) ook naar school zou gaan. De ouders hebben [minderjarige 1] samen ingeschreven op de school in [woonplaats 2] . De moeder heeft zonder overleg met de vader [minderjarige 1] ingeschreven op de school in [woonplaats 1] . De vader is het er niet mee eens dat [minderjarige 1] op een dergelijke bijzondere school thuishoort. De vader betwist dat [minderjarige 1] extra begeleiding nodig heeft. Volgens de medewerkers van de kinderopvang is bij [minderjarige 1] geen sprake van een afwijkende ontwikkeling. Indien nodig, biedt de school in [plaats 2] voldoende ondersteuning. [minderjarige 1] zit momenteel op de kinderopvang in [plaats 2] en heeft daar, anders dan in [woonplaats 1] , veel vriendjes en vriendinnetjes. De wens van de moeder om in de toekomst beide kinderen op dezelfde school te hebben, weegt niet op tegen de onmiddellijke gevolgen voor [minderjarige 1] van een verhuizing naar [woonplaats 1] . Ook woont de familie van [minderjarige 1] in [woonplaats 2] en omgeving. Zij is het gewend om vaak bij familie te zijn.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag over [minderjarige 1] meebrengt dat de moeder voor een verhuizing van [minderjarige 1] naar [woonplaats 1] de toestemming van de vader nodig heeft. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) zal de rechtbank bij haar beoordeling van het verzoek alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen. Hoewel het belang van [minderjarige 1] een overweging van eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat – afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Bij de te maken belangenafweging gaat het – naast het belang van [minderjarige 1] – enerzijds om het belang van de moeder om een eigen invulling te geven aan haar leven, waarbij een regelmatig gezinsleven met [minderjarige 1] en halfbroertje [minderjarige 2] een belangrijke rol speelt. Anderzijds gaat het om het belang van de vader bij handhaving van de situatie zodat hij betrokken blijft bij haar (dagelijkse) leven en activiteiten in [woonplaats 2] .
De rechtbank overweegt dat beide ouders liefhebbende ouders zijn en geschikt en in staat zijn om voor [minderjarige 1] te zorgen. Beide ouders wensen dat [minderjarige 1] bij hem of haar woont. In dit geval moet de rechtbank beoordelen wat het meest in het belang is van [minderjarige 1] . [minderjarige 1] heeft de afgelopen twee jaar te maken gehad met ingrijpende wijzigingen in haar leven: haar ouders zijn uit elkaar gegaan, zij heeft moeten wennen aan een zorgregeling waarbij zij heen en weer pendelt tussen [woonplaats 2] en [woonplaats 1] en zij heeft een halfbroertje gekregen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval meer gewicht dient te worden toegekend aan het belang van [minderjarige 1] bij continuering van haar huidige situatie om in de voor haar vertrouwde omgeving in [woonplaats 2] het centrum van haar bestaan te houden dan aan het belang bij een doordeweeks gezinsleven met het nieuwe gezin van de moeder. Wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] zou immers meebrengen dat zij veel minder contact zal hebben met de vader en met haar familie van zowel vaders- als moederszijde en haar vriendjes.
Daar komt bij dat de moeder als uitgangspunt neemt dat zij en haar nieuwe gezin in [woonplaats 1] wonen en blijven wonen. De rechtbank merkt daarover op dat het begrijpelijk is dat de moeder, toen zij onverwachts zwanger bleek, er in eerste instantie voor heeft gekozen om bij haar partner te gaan wonen. De moeder heeft wel gesteld maar niet onderbouwd dat het destijds onmogelijk was – en nog steeds is – om een woning te vinden in de omgeving van [woonplaats 2] . Door de verhuizing naar [woonplaats 1] heeft de moeder de huidige situatie gecreëerd waarin [minderjarige 1] een uitgebreide zorgregeling met beide ouders zal moeten missen terwijl de ouders destijds bewust de keuze hebben gemaakt om [minderjarige 1] bij de vader in te schrijven en haar in [woonplaats 2] / [plaats 2] naar school te laten gaan. Het staat de moeder vrij de keuze te maken om te verhuizen naar [woonplaats 1] , maar de noodzaak om [minderjarige 1] ook naar [woonplaats 1] te laten verhuizen zodat zij daar zou opgroeien in plaats van in [woonplaats 2] , heeft de moeder niet onderbouwd. De rechtbank begrijpt het belang van de moeder dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij elkaar zullen wonen, en hoewel wenselijk is dat zij nauw contact met elkaar hebben, is [minderjarige 1] nu ook gewend om een deel van de tijd met haar halfbroertje te zijn.
De stellingen van de moeder over eventuele hoogbegaafdheid bij [minderjarige 1] kan de rechtbank niet beoordelen, en zijn ook niet doorslaggevend voor de beoordeling van het verzoek tot vervangende toestemming verhuizing naar [woonplaats 1] .
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing van [minderjarige 1] naar [woonplaats 1] afwijzen. Hoewel [minderjarige 1] al bij de vader staat ingeschreven, zal de rechtbank voor de volledigheid bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vader zal zijn.
Zorgregeling
De vader is het eens met het subsidiaire verzoek van de moeder, met uitzondering van de bepaling dat [minderjarige 1] desgewenst elke eerste en vierde week van woensdagmiddag na schooltijd tot donderdagochtend tot schooltijd bij de moeder is.
Hoewel de rechtbank, met de vader, van oordeel is dat het belangrijk voor [minderjarige 1] is om frequent contact met haar moeder te hebben, oordeelt de rechtbank dat het te onrustig zal zijn voor [minderjarige 1] om doordeweeks heen en weer te reizen tussen [woonplaats 2] en [woonplaats 1] . Naar het oordeel van de rechtbank is rust en regelmaat in het belang van [minderjarige 1] , zeker als zij net voor het eerst naar school gaat. Daarom zal de rechtbank als zorgregeling vaststellen dat [minderjarige 1] bij de moeder zal zijn drie van de vier weken van vrijdag na schooltijd tot zondag 18.00 uur. Deze zorgregeling acht de rechtbank onder de gegeven omstandigheden in het belang van [minderjarige 1] .
Het verzoek van de moeder met betrekking tot de schoolvakanties, de vooraf geplande studievrije schooldagen en de feestdagen zal de rechtbank als niet weersproken en in het belang van [minderjarige 1] toewijzen. Ook zal de rechtbank bepalen dat het halen en brengen van [minderjarige 1] bij helfte tussen de ouders wordt verdeeld.
Proceskosten
Nu het een familierechtelijke kwestie betreft, zal de rechtbank de proceskosten tussen de ouders compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2020 te [geboorteplaats 1] , de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;
bepaalt dat [minderjarige 1] bij de moeder zal zijn:
  • drie van de vier weken: van vrijdag na schooltijd tot zondag 18.00 uur;
  • 60% van de schoolvakanties met een minimum van vier dagen aaneengesloten, in onderling overleg te bepalen;
  • op vooraf geplande studievrije schooldagen;
  • volgens de feestdagenregeling vastgelegd in het door beide partijen op 19 oktober 2022 ondertekende ouderschapsplan;
waarbij het halen en brengen van [minderjarige 1] tussen de ouders bij helfte wordt verdeeld;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 oktober 2024.