In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Ceylan, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is digitaal ingediend op 23 januari 2023, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd op basis van WBV 2023/3. Eiseres heeft de minister op 14 september 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, waardoor het beroep kennelijk gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank overweegt dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden en legt de minister een termijn van acht weken op om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten tot een bedrag van € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de minister op om binnen acht weken alsnog een besluit bekend te maken. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 5 november 2024.